ECLI:NL:GHAMS:2019:5176

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2019
Publicatiedatum
30 juni 2024
Zaaknummer
23-004358-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis economische politierechter inzake overtreding van de Wet wegvervoer goederen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, een B.V. gevestigd te Zaandam, was in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard in haar verzet tegen een strafbeschikking. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte gegrond verklaard en de ontvankelijkheid van de verdachte in haar verzet bevestigd. De tenlastelegging betrof het verrichten van beroepsvervoer zonder het vereiste rijbewijs op 19 oktober 2017. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzet had op de tenlastegelegde gedraging en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsloten. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 1.000, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 23 en 24 van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wegvervoer goederen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004358-18
Datum uitspraak: 21 augustus 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 23 november 2018 in de strafzaak onder parketnummer 96-196304-18 tegen:
[verdachte] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
7 augustus 2019.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 19 oktober 2017 te Zaandam, gemeente Zaanstad, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Hoofdtocht, beroepsvervoer of eigen vervoer heeft verricht, althans heeft doen verrichten, met een vrachtauto (motorrijtuig of samenstel van voertuigen), te weten een bedrijfsauto met oplegger, ten aanzien waarvan in strijd werd gehandeld met artikel 9 lid 1, 2, 4, 5, 7, 8 en/of 9, en/of artikel 107 lid 1 of 2 onderdeel b Wegenverkeerswet 1994.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.
Ontvankelijkheid van de verdachte
De economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in haar verzet.
Het hof is met de raadsman en de advocaat-generaal van oordeel dat de verdachte ontvankelijk is in haar verzet tegen de strafbeschikking van 5 december 2017. In het dossier bevindt zich het verzetschrift
gedateerd 8 december 2017, dat volgens de stempel op deze brief op 13 december 2017 is ontvangen door het openbaar ministerie en dus binnen de verzetstermijn van veertien dagen. Uit een zaaksoverzicht van het openbaar ministerie blijkt dat de strafbeschikking eind begin februari 2018 is voldaan. Echter, nu de betaling van de strafbeschikking heeft plaatsgevonden
nahet instellen van het verzet, vervalt dit verzet niet door (de enkele) voldoening van de strafbeschikking (HR 19 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3220). Dat dit verzetschrift pas in maart 2018 door het openbaar ministerie in behandeling is genomen, vermoedelijk doordat een onjuist kenmerk stond vermeld, maakt dit niet anders. Uit de inhoud van het verzetschrift – zelfs direct uit de eerste alinea – volgt immers duidelijk tegen welke strafbeschikking verzet werd ingesteld. Het hof verklaart de verdachte dan ook ontvankelijk in het door haar ingestelde verzet en daarmee het ingestelde hoger beroep.

Bespreking van gevoerde verweren

Niet- ontvankelijkheid openbaar ministerie
De raadsman heeft ter zitting aangevoerd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de verdachte wel wordt vervolgd maar de werknemer niet. De beslissing om tot vervolging over te gaan, is daarom genomen in strijd met het gelijkheidsbeginsel, aldus de raadsman.
Bij de beoordeling van het verweer geldt als uitgangspunt dat aan het openbaar ministerie op grond van artikel 167 van het Wetboek van Strafvordering een ruime, zelfstandige beslissingsbevoegdheid toekomt ten aanzien van de vraag of na het opsporingsonderzoek wel of niet tot vervolging wordt overgegaan. Deze ruime discretionaire bevoegdheid van het openbaar ministerie wordt begrensd door de beginselen van goede procesorde. Het gelijkheidsbeginsel, waarop de raadsman een beroep heeft gedaan, is een dergelijk beginsel. Het gelijkheidsbeginsel verwijst naar de eis van gelijke behandeling van gelijke gevallen naar de mate van hun gelijkheid.
De enkele omstandigheid dat de werknemer niet is vervolgd, brengt op zich nog niet met zich dat bij de vervolging van de verdachte in strijd is gehandeld met het gelijkheidsbeginsel. Daarvan is slechts sprake indien door het openbaar ministerie van zijn beleid of van een wettelijke bepaling wordt afgeweken, zonder dat daarvoor een rechtvaardiging is, of indien de criteria om al dan niet tot vervolging over te gaan, berusten op oneigenlijke gronden. In dit geval is gebleken dat het juist het beleid is van het openbaar ministerie om de opdrachtgever te vervolgen en niet ook de werknemer. De eerder uitgevaardigde strafbeschikking aan de werknemer berustte dan ook op een vergissing. Deze vergissing is door het openbaar ministerie hersteld. Daarbij is weliswaar wederom per vergissing een standaard brief gestuurd, maar dit leidt niet tot de conclusie dat het openbaar ministerie in redelijkheid niet heeft kunnen beslissen dat de verdachte wel en de werknemer niet zou worden vervolgd.
Ook overigens is naar het oordeel van het hof, ondanks de opeenstapeling van onzorgvuldigheden aan de kant van het openbaar ministerie, niet gebleken dat ernstige inbreuk is gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Geen verwijtbaarheid aan de zijde van de verdachte
De verdediging heeft voorts aangevoerd dat sprake is van een begrijpelijke vergissing en niet van het opzettelijk handelen in strijd met de wet. De regelgeving is op dit punt ondoorzichtig, zeker gelet op het onderscheid dat wordt gemaakt tussen rijbewijzen die behaald zijn vóór 1 januari 2013 en ná deze datum en de grote variatie aan soorten rijbewijzen.
Het hof stelt voorop dat het opzet van de verdachte gericht moet zijn op de tenlastegelegde gedraging. Voor een bewezenverklaring en voor strafbaarheid is niet vereist dat het opzet gericht is geweest op het verboden karakter van de gedraging. Niet ter discussie staat dat de verdachte haar werknemer met een BE rijbewijs in de bedrijfsauto heeft laten rijden en dat de verdachte wist dat de werknemer alleen een BE rijbewijs had. Opzet op de tenlastegelegde gedraging is daarmee gegeven.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op of omstreeks 19 oktober 2017 te Zaandam, gemeente Zaanstad, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Hoofdtocht, eigen vervoer heeft doen verrichten, met een vrachtauto (motorrijtuig of samenstel van voertuigen), te weten een bedrijfsauto met oplegger, ten aanzien waarvan in strijd werd gehandeld met artikel 107 lid 1 Wegenverkeerswet 1994.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2.6 van de Wet wegvervoer goederen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 1.000.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een werknemer zonder het daarvoor vereiste rijbewijs voor de juiste categorie eigen vervoer laten verrichten. Het had op de weg van de verdachte (zeker gelet op de aard en omvang van haar werkzaamheden) gelegen om bij aanschaf van een nieuwe oplegger/trekker in november 2016 zich te vergewissen van het daarvoor benodigde respectievelijk vereiste rijbewijs. Zeker nu de daarvoor beoogde chauffeur zijn rijbewijs nog moest halen en daartoe door de verdachte in de gelegenheid is gesteld.
Het hof is van oordeel dat gelet op de ernst van het feit in beginsel een geldboete ter hoogte van € 2.300 passend is. Immers, het zonder geldig rijbewijs laten verrichten van bedoeld vervoer is niet alleen strafbaar, maar kan tevens (bij een ongeval) leiden tot aanzienlijke schade waarin de normale verzekering niet voorziet – hetgeen ernstige financiële gevolgen had kunnen hebben voor eventuele slachtoffers. De verdachte heeft echter na het tenlastegelegde feit alle noodzakelijke maatregelen getroffen om een nieuw feit te voorkomen en te zorgen dat de werknemer alsnog beschikt over het juiste rijbewijs. Gelet hierop sluit het hof zich aan bij de vordering van de advocaat-generaal en acht een lagere geldboete passend en geboden.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23 en 24 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 2.6 van de Wet wegvervoer goederen.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 29 januari 2018 onder CJIB nummer [nummer].
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.000,00 (duizend euro).
Dit arrest is gewezen door de economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Amsterdam, mr. J.D.L. Nuis en mr. J.W.H.G. Loyson, in tegenwoordigheid van mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 augustus 2019.
Mr. A.M. van Amsterdam en mr. S.W.H. Bootsma zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]