ECLI:NL:GHAMS:2019:5120

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2019
Publicatiedatum
16 april 2021
Zaaknummer
000374-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding kosten rechtsbijstand in beklagprocedure ex. art. 12 Sv

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 juli 2019 uitspraak gedaan over een verzoekschrift tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, geboren in 1981, had een verzoek ingediend voor een schadevergoeding van € 4.116,06 voor gemaakte kosten in verband met rechtsbijstand in een procedure als bedoeld in artikel 12 Sv. Daarnaast vroeg hij om een vergoeding van € 280,00 voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift, of € 550,00 indien er een mondelinge behandeling zou plaatsvinden.

De advocaat-generaal had in een eerder stadium geadviseerd om de verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren en het verzoekschrift door te verwijzen naar de rechtbank Amsterdam. Dit advies was gebaseerd op de rechtspraak van de Hoge Raad, die stelt dat de kostenvergoeding voor rechtsbijstand in een artikel 12 Sv-procedure gerealiseerd moet worden in de hoofdzaak. De zaak was echter geseponeerd, wat betekende dat het verzoekschrift bij de rechtbank ingediend had moeten worden. Het hof heeft echter besloten het verzoek in behandeling te nemen en heeft de advocaat-generaal en de advocaat van de verzoeker in raadkamer gehoord.

Na beoordeling van de omstandigheden heeft het hof geoordeeld dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor het toekennen van de verzochte vergoeding. Het hof heeft de verzoeker een totaalbedrag van € 4.666,06 toegekend, bestaande uit de kosten van rechtsbijstand en de forfaitaire vergoeding voor het indienen van het verzoekschrift. De beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het Gerechtshof Amsterdam en is op 23 juli 2019 uitgesproken.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer: 000374-19 (591a Sv)
rekestnummer klaagschrift (artikel 12 Sv): K18/230128
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat,
mr. A.E. van der Wal, [aanslagnummer].

1.Inhoud van het verzoekschrift

Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding uit ’s Rijks kas ter zake van:
de kosten die de verzoeker stelt te hebben gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de procedure als bedoeld in artikel 12 Sv met voormeld nummer ten bedrage van € 4.116,06;
de kosten van rechtsbijstand ten behoeve van het opstellen, indienen en in raadkamer toelichten van het onderhavige verzoekschrift ten bedrage van € 280,00 (zonder mondelinge behandeling) dan wel € 550,00 (met mondelinge behandeling), zijnde de geldende standaardbedragen.

2.Procesverloop

Op 7 mei 2019 heeft de advocaat-generaal schriftelijk het standpunt van het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt, te weten niet-ontvankelijkverklaring van de verzoeker in zijn verzoekschrift en verwijzing van het verzoekschrift naar de rechtbank Amsterdam voor de behandeling daarvan. De advocaat-generaal heeft daartoe overwogen dat uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat de kostenvergoeding voor rechtsbijstand in een artikel 12 Sv-procedure dient te worden gerealiseerd in de procedure die betrekking heeft op kostenvergoeding in de hoofdzaak, waaronder te verstaan de strafzaak. Nu de zaak door de officier van justitie is geseponeerd had het verzoekschrift bij de rechtbank moeten worden ingediend. Indien het hof zich wel bevoegd acht het onderhavige verzoek te behandelen heeft de advocaat-generaal zich aan het oordeel van het hof gerefereerd.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en van het onderhavige verzoekschrift, alsmede van eerdergenoemd schriftelijk advies van de advocaat-generaal en heeft op 4 juli 2019 de advocaat-generaal en mr. Rasterhoff (waarnemend voor mr. Van der Wal), advocaat van de verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord.
De advocaat heeft in raadkamer onder verwijzing naar de beschikking van 14 december 2018 van dit gerechtshof met nummer ECLI:NL:GHAMS:2018:4641 verzocht om toewijzing van de verzochte vergoeding ter zake van de kosten van rechtsbijstand ten behoeve van de procedure als bedoeld in artikel 12 Sv nu daartoe gronden van billijkheid aanwezig zijn, vermeerderd met de forfaitaire vergoeding ten behoeve van het opstellen, indienen en in raadkamer toelichten van het onderhavige verzoekschrift.
De advocaat-generaal heeft in raadkamer, onder verwijzing naar eerdergenoemde beschikking van 14 december 2018 van dit gerechtshof, alsnog geconcludeerd tot toewijzing van de verzochte vergoeding ter zake van de kosten van rechtsbijstand ten behoeve van de procedure als bedoeld in artikel 12 Sv, vermeerderd met de forfaitaire vergoeding ten behoeve van het opstellen, indienen en in raadkamer toelichten van het onderhavige verzoekschrift.

3.Beoordeling van het verzoekschrift

Bij inmiddels onherroepelijk geworden en onder beschikking met rekestnummer K18/230128 van 21 december 2018 van de beklagkamer van het gerechtshof Amsterdam is het beklag van klagers [klager 1] en [klager 2] tegen de beslissing van de officier van justitie te Amsterdam van 23 januari 2017 om geen strafvervolging in te stellen tegen verzoeker ter zake van mishandeling, afgewezen. De zaak met voornoemd rekestnummer is dus geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Ingevolge artikel 591a, tweede lid, Sv kan, indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a Sr, aan de gewezen verdachte of zijn erfgenamen, uit ’s Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging of de behandeling van de zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede voor de kosten van een raadsman. Die bepaling ziet op de kosten van de raadsman die overeenkomstig de artikelen 38 en 39, eerste lid, Sv als gekozen raadsman is opgetreden. Daarbij is het gerecht in feitelijke aanleg bevoegd verklaard waarvoor de zaak tijdens de beëindiging daarvan (het laatst) werd vervolgd. Op grond van artikel 90, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn. Voor dergelijke vergoedingen is ook plaats indien het, zoals hier aan de orde, gaat om vergoedingen die verband houden met een procedure op de voet van artikel 12 Sv (vgl. Hoge Raad 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX5566).
Het hof heeft in onder meer ECLI:NL:GHAMS:2018:4641 overwogen dat een redelijke wetsuitleg meebrengt dat indien de zaak is geëindigd met een sepot de rechtbank en, in geval de zaak is geëindigd met een ongegrondverklaring van een klaagschrift ex artikel 12 Sv, het gerechtshof bevoegd is van het verzoekschrift kennis te nemen.
Het hof acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van het op artikel 591a Sv gebaseerde verzoek tot het verkrijgen van een vergoeding uit ’s Rijks kas ter zake van de kosten van rechtsbijstand ten behoeve van de procedure als bedoeld in artikel 12 Sv ten bedrage van € 4.116,06 en de kosten van rechtsbijstand ten behoeve van het opstellen, indienen en in raadkamer toelichten van het onderhavige verzoekschrift ten bedrage van € 550,00, zijnde het geldende standaardbedrag.
Derhalve zal aan de verzoeker een totaalbedrag van € 4.666,06 worden toegekend.

4.Beslissing

Het hof:
Wijst het verzochte toe.
Kent op de voet van artikel 591a Sv aan de verzoeker een vergoeding toe van
€ 4.666,06 (vierduizend zeshonderdzesenzestig euro en zes cent).
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan de verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. A.M.P. Geelhoed, in tegenwoordigheid van mr. K. Sarghandoy, griffier, is bij afwezigheid van de griffier ondertekend door de voorzitter en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 23 juli 2019.
De voorzitter beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van
€ 4.666,06op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [tnv] te [plaats] o.v.v. [ovv].
Amsterdam, 23 juli 2019,
mr. R.D. van Heffen, voorzitter.