Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
Namens belanghebbende is verschenen [A]. Namens de inspecteur zijn verschenen mrs. M.LM. Wassenaar-Payens en J.H. van Wier. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2.Feiten
2.4. Bij brief van 28 april 2016 heeft [A], werkzaam bij [bedrijfsnaam] en op briefpapier van die onderneming, een bezwaarschrift ingediend tegen de ten name van de overleden [X] opgelegde aanslag IB/PVV 2014. In dit bezwaarschrift is vermeld dat in de aangifte ten onrechte niet is vermeld dat erflaatster in 2014 in verband met het overlijden in 2014 van haar echtgenoot een lijfrente-uitkering heeft ontvangen waarop loonheffing is ingehouden en dat het over 2014 alsnog in aanmerking nemen van deze uitkering leidt tot een teruggave van € 19.346.
In haar testament heeft de overledene de Stichting Koningin Wilhelmina Fonds voor Kankerbestrijding tot haar enig erfgenaam benoemd.
(…)
Executeur en Afwikkelingsbewindvoerder
In dit testament heeft de overledene de heer [A] (…) benoemd tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder. Deze heeft de benoeming aanvaard.
(…)
Conclusie
3.Geschil in hoger beroep
4.Beoordeling van het geschil
4.5. Voor de beroepsfase acht het Hof beslissend of [A] zich als beroepsmatige rechtsbijstandverlener tegenover de rechtbank heeft gesteld (vgl. ABRvS 3 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1742, r.o. 9.2, als ook aangehaald in Hof [Z] 22 januari 2019, 17/00465, ECLI:NL:GHAMS:2019:465).