ECLI:NL:GHAMS:2019:4719

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 december 2019
Publicatiedatum
9 januari 2020
Zaaknummer
001059-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding na voorlopige hechtenis en ongewenstverklaring

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 december 2019 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van een gewezen verdachte, die schadevergoeding vroeg op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en artikel 591a Sv. De verzoeker, geboren in Marokko, had op 18 december 2015 op verdenking van overtreding van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) in verzekering gesteld en was op 21 december 2015 weer in vrijheid gesteld. Het hof had eerder, op 24 mei 2019, het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de strafzaak, wat leidde tot het verzoek om schadevergoeding. De verzoeker stelde schade te hebben geleden door de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis, en vroeg een vergoeding van € 420,00 voor schade en € 280,00 voor rechtsbijstand. Het hof oordeelde dat, hoewel de verzoeker in beginsel recht had op schadevergoeding, er gronden van billijkheid aanwezig waren om een lagere vergoeding toe te kennen vanwege zijn gedrag, waaronder het niet voldoen aan de ongewenstverklaring en het herhaaldelijk overtreden van de strafwet. Uiteindelijk werd een vergoeding van € 75,00 voor de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis toegekend, evenals € 280,00 voor de kosten van rechtsbijstand. Het hof wees het overige verzoek af en beval de onverwijlde betekening van de beschikking aan de verzoeker.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 001059-19 (89 Sv) en 001058-19 (591a Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-000903-16
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker]
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1965,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. F. Ben-Saddek,
[adres].

1.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 28 juli 2019 ingekomen.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 21 november 2019 de advocaat-generaal ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Verzoeker en zijn advocaat zijn met kennisgeving hiervan niet verschenen.

2. Inhoud van het verzoek

Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis in de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 420,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure in eerste aanleg ten bedrage van € 280,00.

3.Beoordeling van het verzoek

Bij arrest van dit hof van 24 mei 2019 is de strafzaak met voormeld parketnummer geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 89 Sv
Verzoeker is op 18 december 2015 op verdenking van overtreding van artikel 197 Wetboek van Strafrecht (verder: Sr) in verzekering gesteld en op 21 december 2015 in vrijheid gesteld. Bij arrest van 24 mei 2019 van dit hof is het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard, kort samengevat vanwege de lange duur waarop een uitspraak op pre-justitiële vragen van het Hof van Justitie van de EU betreffende de strafbepaling van artikel 197 Sr op zich laat wachten.
Ingevolge het bepaalde in artikel 90, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
In zijn arrest van 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX5566 heeft de Hoge Raad erop gewezen dat bij het billijkheidsoordeel van de rechter omtrent het toekennen van een tegemoetkoming en bij het bepalen van de hoogte daarvan een belangrijke rol kan spelen in hoeverre de verdachte de voorlopige hechtenis ‘aan zijne eigen houding te wijten heeft’. Daarmee citeerde de Hoge Raad uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 90 Sv. Voorts is in dit arrest van de Hoge Raad onder meer de volgende passage weergegeven uit de Memorie van Toelichting bij de wet van 26 juni 1975, Stb. 1975, 341 (waarbij in artikel 89 Sv de term tegemoetkoming is vervangen door schadevergoeding):
‘De beoordeling van de vraag of er grond is voor een vergoeding vindt hier immers niet haar antwoord in de onrechtmatigheid van de overheidsmaatregel, maar in het billijkheidsoordeel, nl. de vraag of het redelijk is dat de nadelige gevolgen van de indertijd bestaande verdenking niet voor rekening van de gewezen verdachte worden gelaten, maar geheel of gedeeltelijk door de Staat worden gedragen. (...).’
(Kamerstukken II, 1972, 12 132, nr. 3, p. 3)
Op 2 januari 2006 is verzoeker een beschikking tot ongewenstverklaring van 8 november 2005 uitgereikt. Vanaf die dag heeft op verzoeker de verplichting gerust om Nederland te verlaten. Hieraan heeft verzoeker niet voldaan. Gebleken is dat de Nederlandse overheid (herhaaldelijk) inspanningen heeft verricht ter fine van uitzetting van verzoeker, echter zonder resultaat. Verzoeker heeft na en ondanks zijn ongewenstverklaring in Nederland verbleven en herhaaldelijk de strafwet overtreden. Verzoeker is meermaals strafrechtelijk veroordeeld wegens overtreding van artikel 197 Sr en ook wegens diverse andere strafrechtelijke delicten.
Op 18 december 2015 is verzoeker aangehouden terzake overtreding van artikel 197 Sr. Verzoeker is hiervoor vervolgd. Als gevolg van de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging is niet komen vast te staan dat verzoeker de strafwet heeft overtreden, zodat ervan moet worden uitgegaan dat dit niet het geval is. In beginsel komt verzoeker daarom in aanmerking voor een vergoeding van schade die door de vrijheidsbeneming is geleden. In het gedrag van de verzoeker zoals hiervoor weergegeven –in weerwil van de ongewenstverklaring in Nederland verblijven, de strafwet overtreden- ziet het hof echter gronden van billijkheid een aanmerkelijk lagere vergoeding toe te kennen dan de forfaitaire vergoeding zoals vastgesteld door het LOVS.
Het hof zal in dit geval en in soortgelijke gevallen - behoudens bijzondere omstandigheden - als vuistregel een vergoeding hanteren van € 75,00 per week of per deel van een week in voorarrest doorgebracht.
Het hof acht gronden van billijkheid aanwezig tot toekenning van een vergoeding ter zake van de door verzoeker ondergane verzekering en voorlopige hechtenis tot een bedrag van € 75,00.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 591a Sv
Ten aanzien van het verzoek om vergoeding van de eigen bijdrage verwijst het hof naar zijn vaste rechtspraak (o.a. ECLI:NL:GHAMS:2018:4375) en zal het hof het verzoek in zoverre afwijzen.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure tot een bedrag van € 280,00.

4.Beslissing

Het hof :
Kent op de voet van artikel 89 Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 75,00 (vijfenzeventig euro).
Kent op de voet van artikel 591a Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 280,00 (tweehonderdtachtig euro).
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.D. van Heffen, P.F.E. Geerlings en M. Iedema, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 24 december 2019.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 355,00 (driehonderdvijfenvijftig euro) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. Stichting Derdengelden Ben-Saddek Advocatuur o.v.v. schadevergoeding [verzoeker].
Amsterdam, 24 december 2019.
mr. R.D. van Heffen, voorzitter.