ECLI:NL:GHAMS:2019:4719
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding na voorlopige hechtenis en ongewenstverklaring
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 december 2019 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van een gewezen verdachte, die schadevergoeding vroeg op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en artikel 591a Sv. De verzoeker, geboren in Marokko, had op 18 december 2015 op verdenking van overtreding van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) in verzekering gesteld en was op 21 december 2015 weer in vrijheid gesteld. Het hof had eerder, op 24 mei 2019, het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de strafzaak, wat leidde tot het verzoek om schadevergoeding. De verzoeker stelde schade te hebben geleden door de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis, en vroeg een vergoeding van € 420,00 voor schade en € 280,00 voor rechtsbijstand. Het hof oordeelde dat, hoewel de verzoeker in beginsel recht had op schadevergoeding, er gronden van billijkheid aanwezig waren om een lagere vergoeding toe te kennen vanwege zijn gedrag, waaronder het niet voldoen aan de ongewenstverklaring en het herhaaldelijk overtreden van de strafwet. Uiteindelijk werd een vergoeding van € 75,00 voor de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis toegekend, evenals € 280,00 voor de kosten van rechtsbijstand. Het hof wees het overige verzoek af en beval de onverwijlde betekening van de beschikking aan de verzoeker.