ECLI:NL:GHAMS:2018:4375

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 november 2018
Publicatiedatum
28 november 2018
Zaaknummer
000170-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding en rechtsbijstand in strafzaak zonder strafoplegging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 november 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat was ingediend op basis van artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering. Verzoeker, geboren in 1953, vroeg om een schadevergoeding van € 105,00 voor geleden schade als gevolg van een ondergane verzekering in de strafzaak met parketnummer 23-002441-17. Daarnaast verzocht hij om vergoeding van kosten voor rechtsbijstand, zowel voor de strafzaak als voor de verzoekschriftprocedure, ter hoogte van respectievelijk € 143,00 en € 550,00.

Het hof heeft vastgesteld dat de eigen bijdrage niet verschuldigd is indien de strafzaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel. Dit was het geval in de strafzaak van verzoeker, die op 22 december 2017 eindigde zonder strafoplegging. Het hof oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren voor de toekenning van de verzochte schadevergoeding van € 105,00 en de vergoeding voor rechtsbijstand van € 550,00. De overige verzoeken werden afgewezen.

De beschikking werd gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof, waarin de rechters M. Iedema, R.D. van Heffen en M.J.A. Duker zitting hadden. De oudste raadsheer, R.D. van Heffen, ondertekende de beschikking en beval de tenuitvoerlegging van de beschikking door overmaking van het totaalbedrag van € 655,00 aan verzoeker.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000170-18 (89 Sv) en 000171-18 (591a Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-002441-17
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1953,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat,
mr. F.J. Donze, [adres].

1.Inhoud van het verzoekschrift

Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding op de voet van artikel 89 Sv, tot een bedrag van € 105,00, ter zake van schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering in de strafzaak met voormeld parketnummer.
Het verzoekschrift strekt voorts tot het toekennen van een vergoeding op de voet van artikel 591a Sv ter zake van:
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 143,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 550,00.

2.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 8 februari 2018 ingekomen.
Op 28 augustus 2018 heeft de advocaat-generaal schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 16 oktober 2018 de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Verzoeker is niet verschenen.

3.Beoordeling van het verzoekschrift

Bij arrest van dit hof van 22 december 2017 is de strafzaak met voormeld parketnummer geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 89 Sv
Verzoeker is op 4 oktober 2016 in verzekering gesteld en op 5 oktober 2016 in vrijheid gesteld.
Ingevolge het bepaalde in artikel 90, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Gelet op het voorgaande acht het hof gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van de verzochte vergoeding.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 591a Sv
Ten aanzien van het verzoek tot vergoeding van de eigen bijdrage overweegt het hof als volgt.
Artikel 44 van de Wet op de rechtsbijstand luidt, voor zover hier van belang:
1. Aan personen die zich krachtens het Wetboek van Strafrecht of het Wetboek van Strafvordering door een raadsman kunnen doen bijstaan, kan het bestuur een advocaat toevoegen.
2. De eigen bijdrage is niet verschuldigd, indien een zaak eindigt zonder de toepassing van een straf of maatregel dan wel zonder toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht. De rechtsbijstandverlener restitueert de eigen bijdrage aan de rechtzoekende, tenzij deze de eigen bijdrage nog niet heeft voldaan.
(….)
Onder het begrip ‘zaak’ moet hier de strafzaak als geheel worden begrepen. Indien de zaak in hoger beroep eindigt zonder de toepassing van een straf of maatregel dan wel zonder toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht is de eigen bijdrage evenmin verschuldigd voor de eerste aanleg, onafhankelijk van de uitkomst in eerste aanleg.
Nu de verzoeker geen eigen bijdrage verschuldigd is en overigens (de raadsman van) verzoeker dit bedrag kan declareren bij de Raad voor rechtsbijstand, zal het hof het verzoek in zoverre afwijzen.
Ten aanzien van de kosten van rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure zijn gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding zoals verzocht.

4.Beslissing

Het hof :
Kent op de voet van artikel 89 Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 105,00 (honderdvijf euro).
Kent op de voet van artikel 591a Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 550,00 (vijfhonderdvijftig euro).
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. M. Iedema, R.D. van Heffen en M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is - bij ontstentenis van de voorzitter - ondertekend door de oudste raadsheer en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 6 november 2018.
De oudste raadsheer beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 655,00 op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [naam].
Amsterdam, 6 november 2018.
mr. R.D. van Heffen, oudste raadsheer.