ECLI:NL:GHAMS:2018:4375
Gerechtshof Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding en rechtsbijstand in strafzaak zonder strafoplegging
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 november 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat was ingediend op basis van artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering. Verzoeker, geboren in 1953, vroeg om een schadevergoeding van € 105,00 voor geleden schade als gevolg van een ondergane verzekering in de strafzaak met parketnummer 23-002441-17. Daarnaast verzocht hij om vergoeding van kosten voor rechtsbijstand, zowel voor de strafzaak als voor de verzoekschriftprocedure, ter hoogte van respectievelijk € 143,00 en € 550,00.
Het hof heeft vastgesteld dat de eigen bijdrage niet verschuldigd is indien de strafzaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel. Dit was het geval in de strafzaak van verzoeker, die op 22 december 2017 eindigde zonder strafoplegging. Het hof oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren voor de toekenning van de verzochte schadevergoeding van € 105,00 en de vergoeding voor rechtsbijstand van € 550,00. De overige verzoeken werden afgewezen.
De beschikking werd gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof, waarin de rechters M. Iedema, R.D. van Heffen en M.J.A. Duker zitting hadden. De oudste raadsheer, R.D. van Heffen, ondertekende de beschikking en beval de tenuitvoerlegging van de beschikking door overmaking van het totaalbedrag van € 655,00 aan verzoeker.