In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de WOZ-waarde van drie monumentale woningen aan de [A gracht]. De belanghebbende, Stichting tot Behoud van het Monument, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarden door de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, die deze had vastgesteld op respectievelijk € 454.000, € 454.000 en € 523.500 voor de jaren 2017. De rechtbank had het beroep van de stichting ongegrond verklaard, waarna de stichting in hoger beroep ging. Het Hof heeft de feiten vastgesteld en het geschil beoordeeld, waarbij de stichting aanvoerde dat de WOZ-waarden te hoog waren vastgesteld, vooral vanwege de slechte staat van de fundering van de woningen en andere omgevingsfactoren.
Het Hof heeft de argumenten van de stichting en de heffingsambtenaar tegen elkaar afgewogen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met de verschillen in onderhoud en kwaliteit tussen de woningen en de vergelijkingsobjecten. Het Hof heeft deze oordelen grotendeels onderschreven, maar heeft op één punt, de staat van de fundering, het oordeel van de rechtbank niet gevolgd. Het Hof oordeelde dat de slechte staat van de fundering wel degelijk een waarde bepalende factor was en dat de heffingsambtenaar hiermee rekening had moeten houden. Het Hof heeft de WOZ-waarden van de woningen verlaagd tot respectievelijk € 387.500, € 387.500 en € 456.500, en de aanslagen onroerendezaakbelastingen dienovereenkomstig verminderd. Tevens is de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van de stichting.