3.1.5.In 2009 dreigde Rabobank de onderpanden waarop het hypotheekrecht was gevestigd executoriaal te verkopen. Stichting [naam Stichting] voor oorlogsslachtoffers (hierna: de Stichting) was bereid te herfinancieren. Hiervoor heeft de voorganger van de notaris, mr. [E] (hierna: de voorganger van de notaris), op 8 september 2009 een akte van hypotheek (hierna: de hypotheekakte) verleden. Hierin staat onder meer vermeld:
“1. (…)STICHTING(…)
2.a. de heer[A](…)[hof: [A] ]
2.b. mevrouw[de moeder](…)[hof: de moeder]
welke comparanten handelen ieder voor zich in privé, en als maten van de maatschap ter uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals tussen hen bestaat en welke maatschap is gevestigd (…); hierna (…) te noemen “de schuldenaar” of “de hypotheekgever”.
Partijen verklaarden als volgt:
OVEREENKOMST TOT VESTIGING VAN HYPOTHEEK EN PANDDe schuldenaar en de schuldeiser zijn overeengekomen dat ten behoeve van de schuldeiser het recht van hypotheek en pand zal worden verleend op de in deze akte vermelde goederen, tot zekerheid als in deze akte omschreven.
GELDLENING
De schuldenaar erkent (hoofdelijk) schuldig aan de schuldeiser, die deze schuldbekentenis aanneemt, een bedrag groot (…)(€ 360.000,00), (...)
(…)
1.Looptijd
De geldlening is - tenzij deze wordt verlengd - verstrekt voor een tijdsduur, die eindigt opeen september tweeduizend veertien.
(…)
Ter uitvoering van de overeenkomst als hiervoor vermeld, verleent de schuldenaar aan de schuldeiser, die zulks aanneemt, recht van hypotheek respectievelijk (…) recht van pand op het hierna te omschrijven onderpand, tot meerdere zekerheid voor:
I. de terugbetaling van voormelde hoofdsom en de overigens alsnog te verstrekken leningen tot een totaal bedrag van (…)(€ 400.000,00);
II. de betaling van de bedongen renten, boeten, kosten en het overigens in verband met het vorenstaande verschuldigde, (…).
(…)
7.Executie
Indien de schuldenaar in verzuim is met de voldoening van hetgeen waarvoor deze hypotheek tot waarborg strekt is de hypotheekhouder bevoegd het onderpand, tezamen met hetgeen tot mede-onderpand strekt, in het openbaar ten overstaan van een bevoegde notaris te doen verkopen, (…), teneinde uit de opbrengst al het verschuldigde te verhalen.
(…)
REGISTERGOED
Het recht vaneerstehypotheek wordt gevestigd op:
A.1. de boerderij bestaande uit (…)
2. twee percelen kade en water (…)
B.1. een perceel weiland (…)
2. een perceel weiland (…)
3. een perceel weiland (…)
(…)
het voormelde registergoed is verkregen:
voor wat betreft de sub A. 1 en 2 gemelde onroerende zaken hebben in eigendom toebehoord aan de tussen de comparant sub 2.a en nu wijlen de heer [de vader][hof: de vader]
(…) bestaan hebbende maatschap ter uitoefening van een agrarisch bedrijf (…).
(…)
Ten aanzien van de eigendomsverkrijging van de sub A.1 en A.2 vermelde onroerende zaken wordt ten deze het volgende vermeld.
Na het overlijden van[hof: de vader]
in de maatschap conform het in de statuten opgenomen recht van toetreding van de weduwe van de overledene, te weten de comparante sub 2.b. voortgezet door de comparant sub 2.a en 2.b..
[hof: De vader]
heeft bij testament (…) over zijn nalatenschap beschikt.
Hij heeft daarbij bij wijze van ouderlijke boedelverdeling (…) alle tot zijn nalatenschap behorende goederen toebedeeld aan zijn echtgenote, de comparante sub 2.b.. Mitsdien is zij thans krachtens huwelijksgoederenrecht enig eigenares geworden van de sub B.1, B.2 en B.3 vermelde onroerende zaken, waarvan blijkt uit de overgeschreven verklaring van erfrecht (…).”
3.1.8.Op 2 mei 2017 heeft de notaris het Kadaster schriftelijk gewezen op de verklaring van erfrecht van de vader, meer in het bijzonder op de bepaling
“dat hij daarbij[hof: bij zijn testament]
alle tot zijn nalatenschap behorende goederen en rechten heeft toebedeeld aan zijn echtgenote”. De notaris heeft in zijn bericht aan het Kadaster gesignaleerd dat de verklaring van erfrecht wel in het Kadaster is ingeschreven, maar dat niet bij alle percelen waar de vader eigenaar van was de moeder wordt genoemd en om die reden het Kadaster verzocht:
“(…) zou u dit willen nagaan en ingeval mijn veronderstelling klopt dat alle percelen of aandelen daarin waar de heer [de vader] eigenaar van was eigendom zijn geworden van zijn echtgenote, zou u dat dan willen corrigeren?”
3.1.9.Blijkens de verklaring van erfrecht van 7 augustus 2017, opgesteld door een andere notaris, hebben de drie zussen de nalatenschap van de moeder op 30 juli 2013, 4 september 2013 respectievelijk 10 januari 2014 verworpen. Klagers en [A] hebben de nalatenschap van de moeder zuiver aanvaard. [A] is op een gegeven moment failliet gegaan.
3.1.10.Op 10 april 2018 heeft de veiling plaatsgevonden.
4. Standpunt van klagers
Klagers verwijten de notaris het volgende.
i. De notaris heeft ten onrechte zijn medewerking verleend aan de executoriale verkoop op basis van de hypotheekakte.
ii. De notaris heeft nagelaten te onderzoeken of en in hoeverre een maatschapsverhouding bestond tussen de hypotheekverstrekkers.
iii. De notaris heeft het Kadaster – zonder daarover met klagers te overleggen – om wijziging van de tenaamstelling van de percelen gevraagd. Daarnaast heeft de notaris in de bijzondere veilingvoorwaarden de percelen met een onjuiste tenaamstelling opgenomen.
iv. De notaris heeft niet gereageerd op brieven van klagers.