ECLI:NL:GHAMS:2019:4270

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 november 2019
Publicatiedatum
3 december 2019
Zaaknummer
15-870125-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van recidive- en collusiegevaar in hoger beroep tegen gevangenhouding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 november 2019 in raadkamer uitspraak gedaan over het hoger beroep van de verdachte tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 9 oktober 2019, die een bevel tot gevangenhouding inhield. De verdachte, geboren in 1964 en thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de raadsman van de verdachte een mondeling schorsingsverzoek gedaan.

Het hof heeft de beschikking waarvan beroep beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de ernstige bezwaren tegen de verdachte, zoals gemotiveerd door de rechter-commissaris, gerechtvaardigd zijn. De verdachte wordt verdacht van betrokkenheid bij de georganiseerde en grootschalige kweek van hennep en witwassen. Het hof oordeelt dat er een reële vrees bestaat dat de verdachte bij vrijlating opnieuw in deze activiteiten zal terugvallen, vooral gezien het ontbreken van een legitieme inkomstenbron.

Daarnaast heeft het hof overwogen dat er nog onderzoekshandelingen moeten plaatsvinden, waaronder het onderzoek naar de herkomst van contante stortingen die de verdachte heeft verklaard. Dit maakt continuering van de voorlopige hechtenis noodzakelijk. Het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis is dan ook afgewezen. De beschikking is gegeven door de voorzitter en twee raadsheren, in aanwezigheid van de griffier, en de advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet te Hoogvliet,
tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 9 oktober 2019, voor zover houdende bevel tot zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 14 oktober 2019, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. J.T.E. Vis.
Bij de behandeling in raadkamer heeft de raadsman namens de verdachte een mondeling schorsingsverzoek gedaan.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de gronden waarop deze berust.
Wat betreft de ernstige bezwaren sluit het hof zich aan bij de motivering van de rechter-commissaris en neemt deze over, behalve waar het feit 7 betreft.
Gelet op de hoeveelheid en de omvang van de feiten op de vordering inbewaringstelling en de kennelijke betrokkenheid hierbij van meerdere personen, onder wie de verdachte, is er aanleiding voor de verdenking dat de verdachte een rol heeft gespeeld bij de georganiseerde en grootschalige kweek van hennep en witwassen. In een dergelijk geval, en bij het ontbreken van gegevens over een boven iedere verdenking verheven reguliere inkomstenbron van de verdachte, is de vrees gerechtvaardigd dat de verdachte bij vrijlating opnieuw zich daarmee bezig zal houden. De recidivegrond wordt daarom gehandhaafd.
Met betrekking tot de onderzoeksgrond overweegt het hof dat deze gehandhaafd blijft, nu de advocaat-generaal aannemelijk heeft gemaakt dat nog onderzoekshandelingen moeten worden verricht – waaronder onderzoek naar de herkomst van de contante stortingen waarover de verdachte heeft verklaard – waarvoor continuering van de voorlopige hechtenis is vereist. Alleen al om die reden is er op dit moment geen ruimte voor schorsing van de voorlopige hechtenis. Het desbetreffende verzoek zal daarom worden afgewezen.

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 13 november 2019 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. M.J.G.B. Heutink en M. Iedema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Dijk als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 13 november 2019,
de advocaat-generaal