ECLI:NL:GHAMS:2019:4129
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Boetebeding in huurovereenkomst op overtreding Opiumwet; beoordeling van oneerlijkheid van het beding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Bouwinvest Dutch Institutional Residential Fund N.V. tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. De kantonrechter had op 8 oktober 2018 geoordeeld dat de huurovereenkomst tussen Bouwinvest en de huurder, [geïntimeerde], buitengerechtelijk was ontbonden vanwege overtredingen van de Opiumwet. Bouwinvest had een boete van € 5.000,= geëist op grond van een boetebeding in de huurovereenkomst, maar de kantonrechter had deze boete afgewezen, omdat hij het boetebeding als oneerlijk beschouwde in de zin van de Richtlijn oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.
Bouwinvest is in hoger beroep gegaan en heeft betoogd dat het hof het bestreden vonnis moet vernietigen en de boete alsnog moet toewijzen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de aard van de overtredingen en de gevolgen daarvan. Het hof heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst en de daarin opgenomen boetebepalingen een afschrikwekkende werking hebben en dat de verhuurder een groot belang heeft bij het handhaven van deze bepalingen ter voorkoming van drugsdelicten.
Het hof heeft geoordeeld dat het boetebeding niet in strijd met de goede trouw het evenwicht in de huurovereenkomst aanzienlijk verstoort. De boete van € 5.000,= is toewijsbaar, met wettelijke rente vanaf 29 augustus 2018. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd voor zover het de boete betreft en de overige beslissingen bekrachtigd. De kosten van het hoger beroep zijn voor rekening van [geïntimeerde].