ECLI:NL:GHAMS:2019:3906
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing bezwaar tegen beperkingen in voorlopige hechtenis
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 oktober 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, geboren in Afghanistan in 1975, die momenteel verblijft in het huis van bewaring te Den Haag. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 25 september 2019, die een bevel tot gevangenhouding en een afwijzing van het bezwaar tegen beperkingen inhield. Het hof heeft de stukken van de rechtbank en de argumenten van de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte, mr. V.J.M. Janszen, in overweging genomen.
Het hof heeft vastgesteld dat de wet geen mogelijkheid biedt voor hoger beroep tegen de afwijzing van het bezwaar tegen de beperkingen, waardoor het hoger beroep in dat opzicht niet-ontvankelijk is. Wat betreft het bevel tot gevangenhouding heeft het hof zich verenigd met de beschikking van de rechtbank, waarbij het hof geen aanleiding heeft gezien om de termijn van de gevangenhouding van 90 dagen te verkorten tot 30 dagen, zoals door de raadsman was verzocht. De motivering van de rechtbank is door het hof overgenomen.
De beslissing van het hof was als volgt: de verdachte werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen de afwijzing van het bezwaar tegen de beperkingen, en het beroep tegen de bestreden beschikking werd afgewezen voor zover dit aan het oordeel van het hof was onderworpen. Deze beschikking is op 9 oktober 2019 gegeven in raadkamer door de voorzitter en de raadsheren, in aanwezigheid van de griffier, mr. D. de Jong. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.