Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
Feiten
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland over de WOZ-waarde van een onroerende zaak, gelegen te [Z]. De heffingsambtenaar van de gemeente Haarlem had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 508.000 voor het kalenderjaar 2016. De belanghebbende, [X], had hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank bevestigde de uitspraak van de heffingsambtenaar, waarna belanghebbende in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 27 augustus 2019 was belanghebbende niet aanwezig, maar haar voormalige gemachtigde [U] was wel aanwezig. De heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door W. Heeremans.
De rechtbank had vastgesteld dat de onroerende zaak bestond uit verschillende onderdelen, waaronder een kantine, kleedruimtes en kunstgrasvelden. De waardepeildatum was 1 januari 2015. De belanghebbende stelde een lagere waarde van € 424.000 voor, terwijl de heffingsambtenaar de eerder vastgestelde waarde handhaafde. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar de waarde op een verifieerbare en controleerbare wijze had onderbouwd, gebruikmakend van de Taxatiewijzer Sport. Het Hof volgde de rechtbank in haar oordeel dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld en dat de restwaarde van de onroerende zaak niet op nihil kon worden gesteld. Het hoger beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.