Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
5.963,03
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [X] te [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin de rechtbank de afwijzing van de inspecteur van de Belastingdienst van een verzoek tot ambtshalve vermindering van een aanslag inkomstenbelasting heeft bevestigd. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2015 een aanslag opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 8.738. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag en stelt dat hij als ondernemer in de postzegelhandel moet worden aangemerkt, wat de inspecteur betwist. De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat de activiteiten van belanghebbende in 2015 niet als een bron van inkomen kunnen worden aangemerkt, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat er redelijkerwijs voordeel te verwachten viel uit de handel in postzegels. Het Hof bevestigt deze uitspraak en oordeelt dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat zijn activiteiten in 2015 als ondernemer kwalificeerden. Het Hof overweegt dat de handel in postzegels in het economische verkeer heeft plaatsgevonden, maar dat de verwachte voordelen niet aannemelijk zijn gemaakt. Belanghebbende heeft geen businessplan en er is geen actief beleid om klanten te werven. De inspecteur heeft de juistheid van de door belanghebbende gepresenteerde winst- en verliesrekeningen gemotiveerd betwist, en het Hof concludeert dat de door belanghebbende in aanmerking genomen inkoopwaarde van de verkopen niet als juist kan worden aanvaard. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt, omdat de voorlopige aanslag ZVW geen impliciete erkenning van het ondernemerschap voor 2015 inhoudt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.