2.1.De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
1. Op 18 mei 2009 is [A1 BV] opgericht door [A2 BV] en [B BV] .
2. [A2 BV] is opgericht op 4 april 1999. In de periode 21 december 2007 tot 1 oktober 2013 worden alle aandelen in [A2 BV] gehouden door [C1 GROEP BV] . Vanaf 1 oktober 2013 houdt [A HOLDING BV] 100 percent van de aandelen [A2 BV] . Alle aandelen van [A HOLDING BV] worden gehouden door [C1 GROEP BV] .
3. Eiser treedt op 15 juni 2009 in dienst bij [A1 BV] . In de periode van 15 juni 2009 tot en met 31 december 2012 is hij werkzaam als algemeen directeur. Met ingang van 1 januari 2013 is eiser werkzaam voor [A2 BV] in de functie van algemeen directeur.
4. Op 5 maart 2009 is [B BV] opgericht door eiser. Eiser is enig aandeelhouder van [B BV] . Vanaf de datum van oprichting tot 22 april 2014 is [B BV] aandeelhouder van [A1 BV] . Met ingang van 22 april 2014 worden alle aandelen [A1 BV] gehouden door [A HOLDING BV] .
5. Het maatschappelijke aandelenkapitaal van [A1 BV] bedraagt bij oprichting € 90.000 (= 90.000 aandelen van € 1,-). Het maatschappelijke aandelenkapitaal omvat 85.500 aandelen A en 4.500 aandelen B.
6. Bij oprichting worden 17.100 aandelen A en 900 aandelen B geplaatst. De aandelen A [A1 BV] worden tot 7 september 2009 gehouden door [A2 BV] en vanaf genoemde datum door [C1 BV] .
7. [B BV] is houder van de 900 aandelen B [A1 BV] .
8. [B BV] betaalt voor de 900 aandelen B die zij bij de oprichting van [A1 BV] verkrijgt, een bedrag van € 150.000. Van dit totaalbedrag wordt € 900 betaald in de vorm van aandelenkapitaal en € 149.100 in de vorm van agio.
9. Op 22 april 2014 verkoopt [B BV] alle 900 aandelen B [A1 BV] , en daarmee haar (5 percent) aandelenbelang in [A1 BV] , voor € 225.000 aan [A HOLDING BV] .
Er is geen waarderingsrapport opgemaakt op basis waarvan de (ver)koopprijs is bepaald.
10. [B BV] /eiser verwerft op 22 april 2014 een (indirect) belang in [D1 HOLDING BV] door certificaten van (gewone en preferente) aandelen [D1 HOLDING BV] te kopen.
11. De gewone en (verschillende soorten) preferente aandelen [D1 HOLDING BV] worden door [Stichting D] gehouden. De door de [Stichting D] gehouden gewone aandelen [D1 HOLDING BV] worden in de certificaathouderovereenkomst die is gesloten tussen [Stichting D] en [D1 HOLDING BV] enerzijds en eiser en [B BV] anderzijds (hierna: certificaathouderovereenkomst) Commons genoemd.
12. In de certificaathouderovereenkomst is onder meer het volgende bepaald:
“ACHTERGROND:
(A) [D1 HOLDING BV] is de houder van alle geplaatste aandelen in het kapitaal van [D2 HOLDING BV] , [C HOLDING] en [A HOLDING] . [D2 HOLDING BV] is houder van alle geplaatste aandelen in het kapitaal van [C] ;
(B) [Eiser] is werkzaam bij de [C GROEP] en krijgt in deze hoedanigheid de gelegenheid om te participeren in de waarde ontwikkeling van [C GROEP] ;
(C) De participatie heeft de vorm van de verwerving van een (indirect) belang in [D1 HOLDING BV] in de vorm van door [Stichting D] uit te geven:
- certificaten (de “Certificaten-C”) van 157.500 Commons tegen betaling van een bedrag van in totaal tweehonderdvijfentwintig duizend euro (EUR 225.000) (de “Inleg-C”);
- certificaten (de “Certificaten-P”) van 150.000 CumPrefs 8 subklasse I
tegen betaling van een bedrag van in totaal eenhonderdvijftg duizend euro (EUR 150.000) (de “Inleg-P”);
(D) {Eiser] is met [C GROEP] overeengekomen dat zijn participatie voor een deel (en wel de Certificaten-P) zal geschieden via en worden gehouden door [B BV] , een door hem gehouden vennootschap;
(E) Partijen wensen in deze overeenkomst de voorwaarden en bepalingen met betrekking tot de hiervoor omschreven participatie in [D1 HOLDING BV] door middel van de Certificaten neer te leggen.
(…)”
13. De Certificaten-C houdt eiser in privé. De Certificaten-P houdt eiser via [B BV] .
14. Blijkens onderdeel 3.1 van de certificaathouderovereenkomst wordt de koopprijs van de Certificaten-C en de Certificaten-P (€ 375.000 in totaal) door eiser respectievelijk [B BV] als volgt aan [D1 HOLDING BV] voldaan:
i. i) [B BV] draagt de vordering (ten bedrage van € 225.000) die zij heeft op [A HOLDING BV] in verband met de verkoop van de 900 aandelen B [A1 BV] op 22 april 2014 over aan [D1 HOLDING BV] .
ii) Eiser leent een bedrag van € 150.000 van [A HOLDING BV] . Het bedrag dat eiser leent, wordt door [A HOLDING BV] direct aan [D1 HOLDING BV] betaald.
15. [D1 HOLDING BV] is via [D2 HOLDING BV] houder van alle aandelen [C1 GROEP BV] . en heeft een aandelenbelang (een indirect meerderheidsbelang) in [A HOLDING BV] en [A2 BV] .
16. De financieel directeur van de [C1 GROEP] heeft in een e-mail van 22 januari 2016 gericht aan verweerder aangegeven dat [A1 BV] de laatste drie jaren verliesgevend is geweest. Dit blijkt ook uit de geconsolideerde commerciële jaarrekening 2014 van [D1 HOLDING BV] .
17. Blijkens de geconsolideerde balans van [A1 BV] was het eigen vermogen van [A1 BV] aan het einde van het boekjaar 2014 (30 april 2014) gedaald tot € 3.626.000 negatief.
18. [A1 BV] heeft in 2013 een middellange termijnplanning opgesteld waarin de verwachtingen voor de toekomst zijn opgenomen voor wat betreft de ontwikkeling van de omzet en de EBITDA. Eiser is betrokken geweest bij het opstellen van de toekomstverwachtingen voor [A1 BV] . Deze verwachtingen zijn in datzelfde jaar aan de bank gepresenteerd ter verkrijging van een lening. In opdracht van de bank is de opgestelde toekomstverwachting door [E] beoordeeld. De gevraagde lening is verstrekt. Volgens de financieel directeur zou [A1 BV] een zeer kleine winst maken wanneer overeenkomstig de middellange termijnplanning een omzet gerealiseerd wordt van € 9.000.000.
19. Vanwege de reeds geleden verliezen en de slechte vooruitzichten - de actuele (omzet)cijfers bleven achter bij de verwachtingen die in 2013 zijn opgesteld -, zijn volgens de financieel directeur de activiteiten van [A1 BV] gestaakt.
20. Op 23 april 2014 is het besluit genomen om de activiteiten van [A1 BV] binnen afzienbare tijd te staken en voor die activiteiten een koper dan wel een licentienemer te vinden. Eiser was aanwezig bij het overleg waarin is besloten om de activiteiten te staken.
21. De financieel directeur heeft in een e-mail van 14 januari 2016 gericht aan verweerder met betrekking tot waarde van de aandelen [A1 BV] op 22 april 2014 bericht:
“(…)
Niet veel lang later hebben we als directie besloten deze aktiviteiten te staken vanwege de verliezen en de slechte outlook (want budget is slechts een voorspelling, actueel ging het slechter). Daarom hebben we vorig jaar reeds bij [F] dit pro aktief aangegeven en gesteld dat er geen waarde zat in de aandelen van deze BV.
(…)”
22. Per 5 september 2014 zijn de statutaire posities van eiser binnen [A2 BV] (en iedere andere vennootschap waarvan de aandelen in handen zijn van de [C1 GROEP BV] .) beëindigd. [A2 BV] heeft op 5 september 2014 de arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 april 2015. In verband met deze beëindiging was [A2 BV] aan eiser een beëindigingsvergoeding van € 105.000 (bruto) verschuldigd.
23. Eiser en [B BV] hebben wegens de beëindiging van de arbeidsovereenkomst de Certificaten-C en de Certificaten-P - op grond van het bepaalde in de artikelen 9.1 en 9.2 van de certificaathouderovereenkomst - te koop aangeboden aan [D1 HOLDING BV] en [Stichting D] . Naar aanleiding van de beëindiging van de dienstbetrekking van eiser is een vaststellingsovereenkomst gesloten tussen [A2 BV] , [A1 BV] , [A HOLDING BV] , [Stichting D] en [C1 GROEP HOLDING BV] (voorheen: [D1 HOLDING BV] ) enerzijds en [B BV] en eiser anderzijds. Uit deze vaststellingsovereenkomst volgt dat [C1 GROEP HOLDING BV] zowel de Certificaten-C als de Certificaten-P heeft gekocht voor € 1 en dat deze koopprijs door een onafhankelijke waarderingsdeskundige (ir. [Y] ) is vastgesteld.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Hieraan voegt het Hof nog het volgende toe.