ECLI:NL:GHAMS:2019:3494
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Kredietovereenkomst en opzegging door de bank in het licht van de Wet op het consumentenkrediet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Finata Bank N.V. tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, sector kanton, dat op 6 juni 2018 is gewezen. Finata heeft op 24 augustus 2018 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de kantonrechter, die de gevorderde hoofdsom van € 5.352,67 had toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 12 januari 2018, en de proceskosten had toegewezen. Finata vorderde in hoger beroep een vernietiging van het vonnis en toewijzing van haar gewijzigde eis, met veroordeling van de geïntimeerde in de proceskosten.
De zaak betreft een kredietovereenkomst die op 7 juli 1994 is gesloten tussen Finata en de geïntimeerde. Finata stelt dat de geïntimeerde tekort is geschoten in zijn terugbetalingsverplichtingen en vordert betaling van het uitstaande krediet, vermeerderd met een kredietvergoeding. De kantonrechter heeft de vordering van Finata in eerste aanleg gedeeltelijk toegewezen, maar het meer gevorderde heeft hij afgewezen. Finata heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden en heeft haar eis gewijzigd.
Het hof heeft ambtshalve de toelaatbaarheid van de eiswijziging beoordeeld en geconcludeerd dat de eis van Finata tot een bedrag van € 12.500,00 in hoger beroep kan worden beoordeeld. De grieven van Finata hebben betrekking op de afwijzing van de contractuele rente en de hoogte van de proceskostenveroordeling. Het hof oordeelt dat Finata geen recht heeft op de gevorderde contractuele rente, maar alleen op wettelijke rente over het toegewezen bedrag. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en Finata is in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het voorshands oordeel van het hof.