Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Voorwaarden voor cessie van Vorderingen op naam” luidt voor zover van belang als volgt:
3.Beoordeling
alle rechten (waaronder het economisch en juridisch eigendom) die daarmee gepaard gaan” aan Hoist heeft overgedragen. Artikel 7:10 BW - dat op grond van artikel 7:47 BW van overeenkomstige toepassing is op de koop van een vordering op naam - bepaalt dat het gekochte voor risico is van de koper vanaf het moment van levering. Van deze bepaling zijn partijen niet bij de overeenkomst afgeweken. Hoist was verplicht de door Vodafone aangedragen vorderingen op naam te aanvaarden, tenzij het vorderingen betrof die een in artikel 4.1 genoemde eigenschap hadden. Als dit het geval was, had Hoist drie maanden na de toezending van het overdrachtsbestand de gelegenheid Vodafone daarop aan te spreken. Als kwam vast te staan dat Vodafone bekend was of had moeten zijn met een in artikel 4.1 genoemde diskwalificerende eigenschap, diende Vodafone op grond van artikel 4.2 van de overeenkomst de betreffende vordering terug te kopen en geleverd te krijgen door middel van een retrocessie. Tussen partijen staat vast dat geen van de in artikel 4.1 genoemde gevallen zich heeft voorgedaan, althans dat Hoist in verband met de onderhavige problematiek artikel 4.2 niet heeft ingeroepen.