ECLI:NL:GHAMS:2019:3163

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 augustus 2019
Publicatiedatum
29 augustus 2019
Zaaknummer
23-002104-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewoontewitwassen van gelden verkregen door frauduleuze bemiddeling voor vreemdelingen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Ghana, werd beschuldigd van gewoontewitwassen van geldbedragen die verkregen waren door frauduleuze bemiddeling voor vreemdelingen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 15 september 2008 tot en met 25 mei 2012 te Amsterdam geldbedragen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en omgezet, terwijl hij wist dat deze bedragen afkomstig waren uit misdrijf. De verdachte had een gewoonte gemaakt van het witwassen van deze gelden.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten. De bewezenverklaring is gebaseerd op bewijsstukken, waaronder een witwasrapport en aangiften van de IND. Het hof concludeert dat de verdachte, ondanks zijn verklaringen over de herkomst van de gelden, onvoldoende bewijs heeft geleverd voor een legale herkomst. De verdachte heeft geldbedragen van zijn bankrekening gepind en via money transfers naar het buitenland gestuurd, wat duidt op gewoontewitwassen.

De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg vrijgesproken, maar het hof heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte en het tijdsverloop, heeft het hof besloten geen straf of maatregel op te leggen voor het bewezen verklaarde feit. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. Boumans, die buiten staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002104-13
Datum uitspraak: 7 augustus 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van
de rechtbank Amsterdam van 19 april 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-659026-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Ghana) op [geboortedag] 1963,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
24 juli 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het
Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij een of meermalen op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 september 2008 tot en met 25 mei 2012 te Amsterdam, althans in Nederland, een of meer geldbedragen met een totale waarde van (ongeveer) 121.476,00 (zegge: honderdeenentwintig duizend, vierhonderd zesenzeventig) euro,
in elk geval enig(e) geldbedrag(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat bovenomschreven geldbedrag(en)- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf
en van dat witwassen een gewoonte heeft gemaakt.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan
de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan,
met dien verstande dat:
hij in de periode van 15 september 2008 tot en met 25 mei 2012 te Amsterdam, althans in Nederland, geldbedragen voorhanden heeft gehad en omgezet, terwijl hij wist dat bovenomschreven geldbedragen
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf en dat hij van dat witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn
vervat, zoals deze zijn opgenomen in het proces-verbaal van Financieel Onderzoek [naam 1], ‘witwasonderzoek’ van 17 september 2012 met nummer [nummer], in de wettelijke vorm opgesteld door de verbalisant [naam 2], p. 22 tot en met 36, met als bijlagen processen-verbaal tot en met p. 814 (hierna: het witwasrapport).
De onderliggende zaak is in eerste aanleg afgesplitst van een strafzaak met oorspronkelijk zes feiten
op de tenlastelegging. Voor de feiten 1, 2, 4 en 5 is de verdachte - uiteindelijk in hoger beroep -
bij het op 13 augustus 2014 gewezen arrest veroordeeld, welk arrest onherroepelijk is. De vier in dat arrest bewezenverklaarde feiten betreffen, kort gezegd, het een gewoonte maken van een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, of hem daartoe middelen of inlichtingen verschaffen, terwijl hij weet dat dat verblijf wederrechtelijk is, pogingen tot oplichting, valsheid in geschrift gepleegd in authentieke akten en het opzettelijk van die geschriften als en echt en onvervalst gebruiken maken een en ander meermalen gepleegd en het zich meermalen ten onrechte voordoen als advocaat. Feit 6 op de oorspronkelijke tenlastelegging is het feit dat vandaag aan de orde is.
Uit de stukken van het dossier in de strafzaak en het witwasrapport is het volgende naar voren gekomen. Uit een zogenaamde paraplu-aangifte van de IND [1] is gebleken dat de IND aangifte heeft gedaan van
in ieder geval32 gevallen waarin sprake was van frauduleuze hulpverlening aan vreemdelingen, waarbij de verdachte steeds als gemachtigde betrokken was. Bij de doorzoeking van de woning van de verdachte zijn (handmatig) vervalste samenlevingscontracten aangetroffen, alsmede overige stukken, te weten een grote hoeveelheid IND dossiers, zijnde aanvragen tot het verkrijgen van een verblijfsvergunning en een usb-stick met daarop samenlevingscontracten in word-formaat met betrekking tot vreemdelingen. [2]
Uit de zaakdossiers 1, 4, 5, 6, 7 en 8 (waarvoor de verdachte definitief is veroordeeld bij het hiervoor genoemde arrest) blijkt dat in die gevallen de vreemdelingen de verdachte steeds geld moesten betalen voor zijn frauduleuze bemiddeling.
Het financieel onderzoek heeft uitgewezen, kort gezegd, dat de verdachte en zijn partner in de bewezen verklaarde periode een gezamenlijk legaal inkomen hadden dat voornamelijk werd gevormd door uitkeringen en toeslagen en dat daarvan, nadat de rekeningen waren betaald, weinig overbleef
(p. 24 tot en met 28 van het witwasrapport). Voorts is gebleken van vele (contante) kasstortingen op
de bankrekeningen van de verdachte en zijn partner, uit onverklaarbare bron (p. 28 tot en met 34 van
het rapport). In het rapport is geconcludeerd dat voor een bedrag van € 117.204,00 geen economische verklaring is. Er is ook geen deugdelijke administratie en evenmin een fiscale verantwoording.
De verdachte heeft niet ontkend dat de contante stortingen op zijn bankrekeningen (deels) afkomstig
zijn van de hulpverlening aan vreemdelingen. Voor het overige heeft hij verklaard dat de stortingen afkomstig zijn van de handel in auto’s en afgesloten spaarrekeningen. Hij heeft voorts verklaard
(in zijn financiële verhoren van 25 juli 2012 en 30 augustus 2012) dat hij in de bewezenverklaarde periode regelmatig geldbedragen van zijn bankrekening pinde en deze vervolgens verstuurde via money transfers naar verschillende personen in, voornamelijk, Ghana. Uit het dossier is gebleken dat de verdachte en zijn partner op deze manier regelmatig geldbedragen naar het buitenland verstuurden,
voor ten minste een bedrag van € 50.000. [3] Het is algemeen bekend dat het op deze wijze versturen van geld duurder is dan via een gebruikelijke girale transactie.
De verklaring die de verdachte heeft gegeven met betrekking tot een legale herkomst van de op zijn bankrekeningen gestorte gelden, is naar het oordeel van het hof onvoldoende concreet en niet verifieerbaar.
Uit het financieel onderzoek is gebleken dat de verdachte tussen 18 maart 1999 en 19 augustus 2003
€ 13.786,25 uitgekeerd heeft gekregen aan spaartegoeden. Niet aannemelijk is, dat de verdachte dit geldbedrag in 2008 nog voorhanden had. Bovendien staat het in geen verhouding tot het totaal aan (contante) kasstortingen op zijn bankrekeningen. Voor zover de verdachte heeft gehandeld in auto’s en daar inkomen mee heeft gegenereerd, heeft hij daar geen administratie van bijgehouden en is op geen enkele manier gebleken dat deze (overigens) fiscaal niet verantwoorde verdiensten in de buurt komen van het totaal aan onverklaarbare geldstromen.
Hoewel met betrekking tot het gehele bedrag uit onverklaarbare bron geen rechtstreeks verband valt
te leggen met de zes bewezenverklaarde gevallen van feit 1 op de oorspronkelijke tenlastelegging, is
het hof van oordeel dat het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de genoemde overboekingen grotendeels in relatie staan tot de frauduleuze bemiddeling voor vreemdelingen, als gevolg waarvan het geld van misdrijf afkomstig is. De verdachte, die immers de vervalste stukken aanbood aan de IND, dan wel zich bij de bemiddeling ten onrechte voordeed als advocaat, wist dat.
De verdachte heeft deze geldbedragen voorhanden gehad op zijn bankrekening en heeft vervolgens geldbedragen omgezet, door deze vanaf zijn bankrekening te pinnen en via money transfers naar het buitenland te versturen. Nu het bewezenverklaarde meerdere geldbedragen betreft die over een langere periode voorhanden zijn geweest en zijn omgezet, is het hof van oordeel dat sprake is van gewoontewitwassen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
gewoontewitwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en of maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis.
Het hof overweegt als volgt.
De onderliggende zaak is in eerste aanleg afgesplitst van een strafzaak met oorspronkelijk zes feiten
op de tenlastelegging. Voor de feiten 1, 2, 4 en 5 is de verdachte - in hoger beroep op
13 augustus 2014 - onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een geldboete van € 500,00,
te vervangen door 10 dagen hechtenis. Feit 6 op de oorspronkelijke tenlastelegging is het feit dat vandaag aan de orde is.
Gelet op deze eerder opgelegde en uitgezeten straf en het tijdsverloop, ziet het hof aanleiding
te bepalen dat voor het onderliggende feit geen straf of maatregel meer wordt opgelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. J.D.L. Nuis en mr. S. Clement, in tegenwoordigheid van
mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
7 augustus 2019.
Mr. Boumans is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Een geschrift, te weten een aangifte van de IND van 13 april 2012, opgemaakt door [naam 3], p. A000236 tot en met p. A000239 van het strafdossier.
2.Een proces-verbaal van bevindingen betreffend ‘onderzoek documenten woning’ met nummer [nummer] van 31 mei 2012, opgesteld in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], p. P000410 e.v. van het strafdossier en een proces-verbaal van onderzoek usb stick van 14 juni 2012 met nummer [nummer], opgesteld in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3], p. P000720 e.v. met bijlagen van het strafdossier.
3.P. 29 van het witwasrapport en de daarin genoemde bijlagen, p. 532 tot en met 572 van het witwasdossier.