In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Ghana, werd beschuldigd van gewoontewitwassen van geldbedragen die verkregen waren door frauduleuze bemiddeling voor vreemdelingen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 15 september 2008 tot en met 25 mei 2012 te Amsterdam geldbedragen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en omgezet, terwijl hij wist dat deze bedragen afkomstig waren uit misdrijf. De verdachte had een gewoonte gemaakt van het witwassen van deze gelden.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten. De bewezenverklaring is gebaseerd op bewijsstukken, waaronder een witwasrapport en aangiften van de IND. Het hof concludeert dat de verdachte, ondanks zijn verklaringen over de herkomst van de gelden, onvoldoende bewijs heeft geleverd voor een legale herkomst. De verdachte heeft geldbedragen van zijn bankrekening gepind en via money transfers naar het buitenland gestuurd, wat duidt op gewoontewitwassen.
De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg vrijgesproken, maar het hof heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte en het tijdsverloop, heeft het hof besloten geen straf of maatregel op te leggen voor het bewezen verklaarde feit. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. Boumans, die buiten staat was om te ondertekenen.