Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.2. Tussen partijen vaststaande feiten
3.Geschil in hoger beroep
4.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt. Daartoe overweegt zij het volgende.
Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 13 december 1989, ECLI:NL:HR:1989:ZC4179, stelt de rechtbank voorop dat het antwoord op de vraag of van gerechtvaardigd vertrouwen sprake is, afhangt van de waardering van – voor zoveel nodig in onderlinge samenhang te beoordelen – omstandigheden die bij de belastingplichtige de indruk hebben kunnen wekken dat een door de inspecteur gevolgde gedragslijn berust op een bewuste standpuntbepaling. Omstandigheden als vorenbedoeld kunnen onder meer zijn gelegen in de vaststelling van een aanslag in overeenstemming met een aangifte waarin de belastingplichtige de voor die aanslag van belang zijnde aangelegenheid uitdrukkelijk en gemotiveerd aan de orde had gesteld, in de vaststelling van een aanslag na raadpleging van bewijsstukken, na gehouden besprekingen of gevoerde correspondentie, dan wel in overeenstemming met eerder verstrekte, voor de toen op te leggen aanslag van belang zijnde inlichtingen, of in de tegemoetkoming aan een bezwaar betreffende dezelfde zich onveranderd voordoende aangelegenheid. Voor in rechte te beschermen vertrouwen is aldus meer vereist dan de enkele omstandigheid dat verweerder gedurende een aantal jaren bij het regelen van de aanslag op een bepaald punt de aangifte heeft gevolgd.
De rechtbank is van oordeel dat ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt. Daartoe overweegt zij het volgende.
Kennelijk laat verweerder in de gevallen waarin de aftrek voor dieetkosten door overlegging van een dieetverklaring aannemelijk is gemaakt, deze kosten in beginsel in aftrek toe. Indien zulks niet het geval is, worden die kosten niet aftrek toegelaten. Dat betekent dat op zich geen sprake is van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen. De situatie dat wel een dieetverklaring wordt overgelegd is immers niet gelijk aan de situatie dat dat niet het geval is. De rechtbank voegt hieraan toe dat de omstandigheid dat huisartsen in Hoorn aan cliënten van de gemachtigde geen dieetverklaring verstrekken, een omstandigheid is die voor rekening en risico voor eiseres dient te blijven. Het staat eiseres vrij bij een andere instantie in [woonplaats] of huisarts buiten [woonplaats] een dergelijke verklaring aan te vragen.
5.5.Beoordeling van het geschil
Ter zake van deze kwalen heeft belanghebbende in 2004 informatie aan de inspecteur toegezonden, betreffende de aangifte IB/PVV 2002, waartoe een dieetverklaring van een arts behoort en waarin een arts heeft bevestigd dat belanghebbende aan incontinentie lijdt.
Dat wordt niet anders door de omstandigheid dat voor op het jaar 2002 volgende jaren – naar belanghebbende onweersproken heeft gesteld – wel een aftrek van kosten is toegestaan.
De inspecteur heeft derhalve zonder schending van het vertrouwensbeginsel de aangifte IB/PVV 2015 aan een onderzoek kunnen onderwerpen en daarbij aan het niet verstrekken van bewijsstukken voor de in de aangifte in aanmerking genomen kosten de (enig juiste) gevolgtrekking kunnen verbinden dat de aftrek van die kosten de vereiste feitelijke grondslag ontbeert.
6.Kosten
7.Beslissing
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.