ECLI:NL:GHAMS:2019:2937
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Aftrekbaarheid van periodieke betalingen op grond van erfpachtrecht in de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om de aftrekbaarheid van periodieke betalingen in het kader van erfpachtrecht voor de inkomstenbelasting. De belanghebbende heeft in 2013 een aanslag inkomstenbelasting ontvangen van de inspecteur, die berekend was op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.547. Na bezwaar is deze aanslag verminderd tot € 16.151. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep ging. De belanghebbende stelde dat zij recht had op aftrek van € 2.712, zijnde de contributie die zij aan de vereniging had betaald voor het gebruik van de flat. De rechtbank oordeelde dat alleen de periodieke betalingen op grond van erfpacht aftrekbaar zijn, en dat de overige betalingen aan de vereniging, die betrekking hebben op servicekosten, niet aftrekbaar zijn. Het Hof bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van aftrekbare periodieke betalingen op grond van opstalrecht. Het Hof concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.