4.Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank heeft omtrent het geschil als volgt overwogen en beslist:
1. [X] is huurder van de woning. Het gaat om een etagewoning met een oppervlakte van 49 m2. [X] is in beroep gegaan bij de rechtbank omdat zij vindt dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde van de woning - op waardepeildatum 1 januari 2016 - te hoog heeft vastgesteld.
2. De waarde die moet worden vastgesteld is de waarde in het economische verkeer. Dat is de prijs die zou zijn betaald door de meest biedende gegadigde als de onroerende zaak op de meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding te koop is aangeboden. Dit is bepaald in artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ.
3. In deze zaak staat niet ter discussie dat de vergelijkingsmethode een geschikte methode is om de WOZ-waarde vast te stellen. Dit is een methode waarbij de woning van [X] wordt vergeleken met vergelijkbare woningen waarvan recente verkoopcijfers bekend zijn (de vergelijkingsobjecten). Deze vergelijkingsobjecten hoeven niet identiek te zijn aan de woning van [X] , maar ze moeten wel voldoende vergelijkbaar zijn om gebruikt te kunnen worden als vergelijkingsobject. Als de vergelijkingsobjecten inderdaad voldoende vergelijkbaar zijn, moet vervolgens worden bekeken of voldoende rekening is gehouden met de eventuele verschillen tussen de woning van [X] en de vergelijkingsobjecten.
4. De rechtbank moet allereerst de vraag beantwoorden of de heffingsambtenaar - met in achtneming van wat [X] hiertegen heeft aangevoerd - aannemelijk heeft gemaakt dat hij de waarde van de woning van [X] niet te hoog heeft vastgesteld.
De standpunten van partijen
5. De heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de WOZ-waarde de volgende vergelijkingsobjecten gebruikt:
Woning
Transactiedatum
m2
€ per m2
[C-straat ] 79-3
19 oktober 2015
49
5.173
[D-straat] 59-2
27 november 2015
48
5.604
[C-straat ] 85-2
2 november 2016
49
5.173
De gemiddelde m2‑prijs van de vergelijkingsobjecten is € 5.317,-. De taxateur heeft de m2‑prijs van de woning (lager) vastgesteld op € 5.171,-. Volgens de taxateur is voldoende rekening gehouden met de eventuele verschillen. De taxateur komt tot de conclusie dat de waarde van de woning van [X] niet te hoog is vastgesteld.
6. [X] is het hier niet mee eens. Van de woning [D-straat] 59-2 ontbreekt een verkoopadvertentie, zodat niet kan worden vastgesteld of deze woning (qua kwaliteit, onderhoud en luxe) wel vergelijkbaar is met haar woning.
Verder heeft de heffingsambtenaar onvoldoende rekening gehouden met de verschillen tussen haar woning en de vergelijkingsobjecten. Haar woning is op een mindere locatie gelegen dan de vergelijkingsobjecten. In de [A-straat] loopt een tramlijn en is een tramremise, anders dan in de straten waar de vergelijkingsobjecten zijn gelegen. De [C-straat ] 79-3 is bovendien beter onderhouden en is luxueuzer dan haar woning (onder meer vanwege de aanwezigheid van een parketvloer). Bovendien bestaat in de [C-straat ] 79-3 de mogelijkheid om een dakterras te realiseren. Haar taxateur heeft op basis van andere - volgens [X] beter vergelijkbare - referentiepanden de waarde van de woning vastgesteld op € 223.000,-.
De beoordeling van de rechtbank
7. De rechtbank geeft [X] geen gelijk en heeft hiervoor de volgende redenen. Ook als de [D-straat] 59-2 buiten de vergelijking zou worden gehouden, blijven twee geschikte vergelijkingsobjecten over. Deze twee vergelijkingsobjecten zijn ook etagewoningen, gelegen in dezelfde buurt en ook wat betreft oppervlakte, type woning, uitstraling en ligging voldoende vergelijkbaar met de woning van [X] . De heffingsambtenaar heeft deze vergelijkingsobjecten dan ook kunnen gebruiken voor de waardering van de woning van [X] . Dat [X] zelf vergelijkingsobjecten heeft aangedragen die wellicht ook als geschikte vergelijkingsobjecten kwalificeren, doet daar niet aan af. Het staat de heffingsambtenaar namelijk vrij om zelf een keuze te maken uit de beschikbare vergelijkingsobjecten en transactiecijfers.
8. De rechtbank vindt verder dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat er geen sprake is van relevante verschillen tussen de twee vergelijkingsobjecten en de woning van [X] . De taxateur heeft op de zitting toegelicht dat de vergelijkingspanden een vergelijkbare staat van onderhoud kennen. Volgens de taxateur is de [C-straat ] 79-3 niet luxer dan de woning van [X] . Een parketvloer heeft namelijk slechts een geringe betekenis voor de waarde, een grotere slaapkamer betekent een kleinere woonkamer en of daadwerkelijk een dakterras wordt gerealiseerd is thans een onzekere gebeurtenis. De rechtbank vindt deze toelichting van de taxateur aannemelijk. Wat [X] hiertegen heeft aangevoerd is in dit licht onvoldoende. De rechtbank merkt aanvullend nog op dat niet is gebleken dat bij de woning van [X] (te zijner tijd) ook niet een dakterras kan worden gerealiseerd.
9. Dit leidt tot de conclusie dat de heffingsambtenaar, ook in het licht van wat [X] hiertegen heeft aangevoerd, aannemelijk heeft gemaakt dat hij de waarde van de woning op de waardepeildatum niet te hoog heeft vastgesteld. Aan de beoordeling van het eigen taxatierapport van [X] komt de rechtbank dus niet meer toe.
10. De rechtbank zal het beroep van [X] ongegrond verklaren. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.”