Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het beklag
J. Brandt Corstius(hierna: beklaagde) ter zake van smaad en laster.
Gerechtshof Amsterdam
Op 23 juli 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam in een beschikking op het beklag met rekestnummer K18/230462 besloten dat journalist Jelle Brandt Corstius zich moet verantwoorden voor de strafrechter. Dit betreft zijn uitlatingen in de landelijke media waarin hij beschuldigingen van verkrachting heeft geuit. Het beklag was ingediend door G.J. van Dam, die zich benadeeld voelde door de beschuldigingen van Corstius. De advocaat-generaal had in een verslag van 14 mei 2019 geadviseerd het beklag toe te wijzen voor wat betreft smaad, maar af te wijzen voor laster. Het hof heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder het klaagschrift en het verslag van de advocaat-generaal, en heeft de klager in de gelegenheid gesteld zijn beklag toe te lichten.
De zaak draait om de vraag of de uitlatingen van Corstius, die hij deed in een artikel in Trouw en in televisieprogramma's, als smaad kunnen worden gekwalificeerd. Klager heeft aangevoerd dat Corstius zoveel informatie heeft verstrekt dat het voor derden duidelijk was dat hij op klager doelde. Corstius heeft echter betoogd dat hij de identiteit van klager niet publiekelijk heeft bekendgemaakt. Het hof heeft geconcludeerd dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de strafrechter tot een bewezenverklaring van smaad kan komen, gezien de ernst van de beschuldigingen en het algemeen belang bij strafvervolging. Het hof heeft daarom besloten de officier van justitie te bevelen Corstius te vervolgen voor smaad.