2.1.De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
“1. Eiseres heeft op 16 maart 1993 een vaste termijnverzekering afgesloten bij OHRA Levensverzekeringen N.V. (hierna: OHRA). De einddatum van deze vaste termijnverzekering was 16 maart 2013. Het verzekerd bedrag op de einddatum was bepaald op AUS $ 65.114,99.
2. Tot de gedingstukken behoort een op 13 maart 2013 ondertekend polisblad. Daarop is het volgende, voor zover hier van belang, vermeld:
“VASTE TERMIJNVERZEKERING
POLISBLAD
(…)
OHRA Levensverzekeringen verzekert volgens deze polis en de bijbehorende voorwaarden:
Verzekeringnemer : [eiseres]
(…)
Verzekerde : [eiseres]
(…)
Ingangsdatum verzekering : 16-03-1993
Einddatum verzekering : 16-03-2013
Verzekerd bedrag op de einddatum : AUS $ 65.114,99
Begunstigde(n) : Standaardbegunstiging (zie polisvoorwaarden)
Rentevastperiode : Gelijk aan de duur van de verzekering.
Premievrij : Per 16-03-1995 is de polis premievrij gemaakt. Per de datum van premievrijmaking is geen premie meer verschuldigd.
Bijzonderheden : Het uit te keren verzekerd bedrag op de einddatum wordt verminderd met € 27.554,46 in verband met premieverlaging of premievrij making.
(…)
Eventueel eerder afgegeven polis(volg)bladen onder dit polisvolgnummer komen hierbij te
vervallen.”
3. In de ‘Polisvoorwaarden Vaste Termijnverzekering (Dollargarantiepolis)’ is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“Begripsomschrijvingen Artikel 1
(…)
f. vaste termijnverzekering - een verzekering waarbij het verzekerde bedrag,
dollargarantiepolis onafhankelijk van het in leven zijn van de verzekerde, op de einddatum is Amerikaanse (US $) of Australische (Aus $) dollars wordt uitgekeerd. De polis geeft aan welke valutasoort wordt bedoeld.
(…)
Rechten van de Artikel 5
verzekeringnemerDe verzekeringnemer heeft het recht met inachtneming van hetgeen elders in deze voorwaarden nader is bepaald:
(…)
premievrij b. de verzekering premievrij te maken (…);
(…)
Premievrijmaking en Artikel 9
afkoop1. Een verzekeringsnemer kan de verzekering omzetten in een premievrije of gedeeltelijk premievrije verzekering met een lager verzekerd bedrag indien en voor zover er een premievrije waarde is bereikt. De hoogte van de premievrije waarde wordt als volgt samengesteld:
a. op basis van de in het polisblad vermelde premie wordt het eindbedrag in Nederlandse guldens vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de resterende duur van de verzekering, de gehanteerde rekenrente en het op het moment van premievrijmaking geldende T-rendement (zie artikel 12).
b. de premievrije waarde d.w.z. het premievrij verzekerd bedrag, dat tot de einddatum van de verzekering van kracht blijft, is gelijk aan het oorspronkelijk verzekerde bedrag in dollars verminderd met het in a. bepaalde in Nederlandse guldens.
(…)
Begunstiging Artikel 10
begunstigden 1. Begunstigde is degene die door de verzekeringnemer blijkens aantekening op het polisblad als zodanig is aangewezen. De verzekeringnemer kan meerdere begunstigden aanwijzen.
2. De verzekeringnemer, de echtgenote of echtgenoot, de kinderen en de erfgenamen worden geacht de begunstigden te zijn indien:
a. geen begunstigde is vermeld op het polisblad;
(…)
Uitkering en verjaring Artikel 11
uitkering 1. OHRA Leven zal elk verschuldigd bedrag aan de begunstigde(n) uitkeren, nadat OHRA Leven de bewijsstukken heeft ontvangen.
Eventueel nog niet betaalde premie, rente en kosten worden in mindering gebracht.
uitkering bij afloop (…)
3. Indien de verzekering premievrij is gemaakt zal OHRA Leven echter een gedeelte van de einduitkering in dollars tegen de wisselkoers op de einddatum van de verzekering omwisselen in Nederlandse Guldens en wel een dusdanig gedeelte dat de tegenwaarde in Nederlandse Guldens van het om te wisselen gedeelte van de einduitkering gelijk is aan het overeenkomstig het in artikel 9 lid 1, sub a, omschreven op de einduitkering in mindering te brengen bedrag.
(…)
T-rendement Artikel 12
1. Ten behoeve van de in artikel 9 omschreven berekening van de premievrije waarde kan het zgn.
T-rendement gehanteerd worden dat van toepassing is op het moment van premievrijmaking.
2. Het T-rendement wordt maandelijks vastgesteld en gepubliceerd. Dit T-rendement is het reële rendement per kalendermaand van guldens-obligatieleningen uitgegeven door de Staat der Nederlanden, die aan de navolgende eisen voldoen:
a. opgenomen zijn in de rubriek “Fondsen met doorlopende notering” van de officiële Prijscourant van de Vereniging voor de Effectenhandel te Amsterdam.
b. een gemiddelde resterende looptijd van tenminste zeven jaar hebben;
c. waarvan het quotiënt (delingsuitkomst) van het couponrendement en het reële rendement tenminste 0,8 en ten hoogste 1,1 bedraagt.”
4. Eiseres heeft in de periode van 16 maart 1993 tot en met 16 maart 1995 in totaal een bedrag van € 1.633,44 aan premie betaald voor de vaste termijnverzekering.
5. Verweerder heeft een renseignement van OHRA overgelegd. In het renseignement is het volgende, voor zover hier van belang, opgenomen:
“Naam : [eiseres]
(…)
Polisnummer : 274351-847-001
Einddatum polis : 16-03-2013
(…)
Bedrag uitkering (…) : 24.780
Totaal bedrag aan betaalde premies in de uitkering (…): 1.633”
6. Op 28 april 2015 heeft eiseres aangifte IB/PVV 2013 gedaan, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 46.843. In de aangifte heeft eiseres ter zake van de door haar ontvangen uitkering uit de hiervoor genoemde vaste termijnverzekering niets aangegeven.
7. Naar aanleiding van een eerste verzoek om informatie van verweerder, per brief van 8 oktober 2015, heeft een brievenwisseling tussen partijen plaatsgevonden.
8. Met dagtekening 16 maart 2016 heeft verweerder de onderhavige aanslag IB/PVV 2013 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 69.990. Daarbij heeft verweerder een bedrag van € 23.147 als belastbaar rentebestanddeel kapitaalverzekering in aanmerking genomen in verband met de uitkering door OHRA aan eiseres in verband met de vaste termijnverzekering.
9. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar van 15 mei 2017 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof vult de feiten als volgt aan.