ECLI:NL:HR:2007:BA3305

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
43340
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.W. van den Berge
  • L. Monné
  • C. Schaap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrekbaarheid van negatief saldo bij afkoop van kapitaalverzekering in de inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 juni 2007 uitspraak gedaan over de aftrekbaarheid van een negatief saldo bij de afkoop van een kapitaalverzekering in de inkomstenbelasting. De belanghebbende, die in 2003 een kapitaalverzekering had afgekocht, had een bedrag van € 6976,19 aan premies betaald, maar ontving slechts € 5241,85 aan afkoopwaarde. Bij haar aangifte voor de inkomstenbelasting bracht zij het saldo van de betaalde premies en de ontvangen afkoopsom, afgerond € 1734, in mindering op haar belastbare inkomen. De Inspecteur weigerde deze aftrek, wat leidde tot een rechtsgang.

De Rechtbank te Leeuwarden verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond, en het Hof bevestigde deze uitspraak. De belanghebbende ging in cassatie, waarbij de Minister van Financiën een verweerschrift indiende en de belanghebbende een conclusie van repliek. De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen concludeerde tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.

De Hoge Raad oordeelde dat op basis van artikel 25, lid 1, letter c, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, de uitkeringen uit levensverzekeringen belastbaar zijn. Aangezien in dit geval de uitkering het totaal aan premies niet oversteeg, was er geen sprake van belastbare inkomsten. De Hoge Raad concludeerde dat de wettelijke regeling niet toestaat dat een negatief saldo als inkomen wordt aangemerkt. Het beroep in cassatie werd ongegrond verklaard, en de Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

Nr. 43.340
29 juni 2007
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 28 april 2006, nr. 05/00114, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Aan belanghebbende is voor het jaar 2003 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
De Rechtbank te Leeuwarden heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Minister van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 22 februari 2007 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.
3. Beoordeling van het middel
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Belanghebbende heeft op 15 maart 2003 een door haar in 1994 afgesloten kapitaalverzekering afgekocht. Belanghebbende heeft in totaal een bedrag van € 6976,19 aan premies betaald op deze verzekering. De door haar ontvangen afkoopwaarde bedraagt € 5241,85. Bij haar aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het onderhavige jaar heeft belanghebbende het saldo van de door haar betaalde premies en ontvangen afkoopsom, afgerond een bedrag van € 1734, in mindering gebracht op haar belastbare inkomen uit werk en woning. De Inspecteur heeft dat bedrag niet in aftrek aanvaard.
3.2. Voor het Hof was in geschil of een door een belastingplichtige op een kapitaalverzekering geleden verlies in mindering kan worden gebracht op het belastbare inkomen uit werk en woning. Het Hof heeft die vraag ontkennend beantwoord. Daartegen richt zich het middel.
3.3. Op grond van het bepaalde in artikel 25, lid 1, letter c, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, welk artikel op grond van Hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel AL, van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 in het onderhavige geval van toepassing is, zijn inkomsten, begrepen in kapitaalsuitkeringen uit levensverzekering, belastbaar. Op grond van lid 5 van dat artikel 25 worden die inkomsten - door de wetgever aangeduid als: rente - gesteld op het bedrag waarmee de uitkering overtreft hetgeen ter zake van de verzekering aan premies is voldaan (voor zover die premies niet in aanmerking zijn gekomen bij een eerdere uitkering door de verzekeraar).
In het onderhavige geval overtreft de uitkering het totaal aan premies niet, zodat er geen inkomsten zijn die in aanmerking kunnen worden genomen. De wettelijke regeling laat niet toe dat een negatief saldo tot de inkomsten wordt gerekend.
Het middel faalt derhalve.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en C. Schaap, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2007.