ECLI:NL:GHAMS:2019:2473
Gerechtshof Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Toekenning van schadevergoeding in hoger beroep na sepot van strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 28 mei 2017. Het verzoekschrift was ingediend door de verdachte, die een vergoeding van kosten van rechtsbijstand vroeg op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank had het verzoek afgewezen, omdat de strafzaak om opportuniteitsredenen was geseponeerd en er geen gronden van billijkheid aanwezig zouden zijn voor toekenning van een vergoeding.
Het hof heeft echter geoordeeld dat de omstandigheid dat de strafzaak om beleidsredenen is geseponeerd, er niet zonder meer aan in de weg hoeft te staan om een vergoeding toe te kennen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in een noodweersituatie handelde, aangezien haar zoon door meerdere personen werd mishandeld. Deze personen worden inmiddels vervolgd voor hun betrokkenheid bij de mishandeling.
Het hof heeft de stukken in het dossier bestudeerd en geconcludeerd dat de werkzaamheden van de advocaat, die na de sepotbeslissing zijn verricht, ook in aanmerking moeten worden genomen. Het hof heeft het verzoek van de verdachte toegewezen en een vergoeding van € 2.714,20 toegekend voor de kosten van rechtsbijstand. De beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam en is op 5 maart 2019 uitgesproken.