In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 augustus 2018. De verdachte, geboren in 2000, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep gehouden op 8 januari 2019 en 6 juni 2019. De advocaat-generaal vorderde jeugddetentie van 150 dagen, waarvan 68 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 120 uren, te vervangen door 60 dagen jeugddetentie. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met gewijzigde bijzondere voorwaarden. De verdachte moet onderwijs volgen volgens een rooster en meewerken met de Intensieve Forensische Aanpak (IFA) vanuit Spirit. Het elektronisch toezicht is als bijzondere voorwaarde komen te vervallen. Het hof oordeelt dat de ernst van het feit voldoende is verdisconteerd in de opgelegde straf en ziet geen reden om een hogere straf op te leggen. Het hof heeft ook opdracht gegeven aan het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering om toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de verdachte te begeleiden. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.