ECLI:NL:GHAMS:2019:1723

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 mei 2019
Publicatiedatum
21 mei 2019
Zaaknummer
K18/230374
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing beklag inzake strafvervolging na verkeersongeval door hypoglykemie

In deze zaak gaat het om een beklag van twee klaagsters tegen de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen tegen de beklaagde, die betrokken was bij een verkeersongeval op 10 juni 2017. De klaagsters, die als voetgangers door de beklaagde zijn aangereden, hebben letsel opgelopen. De beklaagde, die diabetes type 1 heeft, was op het moment van het ongeval niet in staat om zijn bloedsuikerspiegel te reguleren, wat leidde tot een hypoglykemie. Het hof heeft op 1 mei 2019 de klaagsters en de beklaagde gehoord. De advocaat-generaal adviseerde het beklag gegrond te verklaren, maar herzag deze conclusie later en adviseerde het beklag af te wijzen.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het deskundigenrapport wees uit dat de beklaagde zich niet bewust was van zijn hypoglykemie en daardoor niet in staat was om zijn rijgedrag te controleren. De rechters concludeerden dat de beklaagde niet schuldig kon worden bevonden aan het verkeersongeval, omdat hij niet in staat was om zijn gedrag te sturen door de hypoglykemie. De beslissing van het hof was dat er geen reden was voor strafvervolging, en het beklag werd ongegrond verklaard. De klaagsters hebben nog de mogelijkheid om hun schade civielrechtelijk te verhalen.

De uitspraak werd gedaan op 21 mei 2019 door het Gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters de afwezigheid van schuld van de beklaagde benadrukten, gezien de medische omstandigheden die aan het ongeval ten grondslag lagen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

BEKLAGKAMER
Beschikking op het beklag met het rekestnummer K18/230374 van
[Klaagster] en [Klaagster 2],
klaagsters,
woonplaats kiezende ten kantore van de gemachtigde:
mr. H.M.W. Daamen, advocaat te Maastricht.

1.Het beklag

Het klaagschrift is op 22 augustus 2018 door het hof ontvangen. Het beklag richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam om geen strafvervolging in te stellen tegen
[beklaagde](hierna: beklaagde) ter zake van overtreding van artikel 6 subsidiair artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

2.Het verslag van de advocaat-generaal

Bij verslag van 22 januari 2019 heeft de advocaat-generaal het hof in overweging gegeven beklaagde te horen en het beklag gegrond te verklaren.

3.De voorhanden stukken

Het hof heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift;
- het verslag van de advocaat-generaal;
- de in deze zaak door de politie opgemaakte processen-verbaal;
- het ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket
Amsterdam van 12 november 2018;
- de door klaagster [Klaagster] in raadkamer overgelegde brief van 13 juni 2017 van het
VU medisch centrum.

4.De behandeling in raadkamer

Het hof heeft klaagsters in de gelegenheid gesteld op 1 mei 2019 het beklag toe te lichten. Klaagster [Klaagster] is in raadkamer verschenen. Klaagster [Klaagster 2] is niet in raadkamer verschenen. Namens hen beiden is de advocaat verschenen. Klaagster [Klaagster] en de advocaat hebben het beklag toegelicht en gehandhaafd.
Voorts heeft het hof beklaagde in de gelegenheid gesteld op 1 mei 2019 te worden gehoord. Beklaagde is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.
De advocaat-generaal is bij de behandelingen in raadkamer aanwezig geweest. In hetgeen in raadkamer naar voren is gekomen heeft hij aanleiding gevonden de conclusie in het verslag te herzien, in die zin dat hij het hof in overweging geeft het beklag af te wijzen.

5.De beoordeling van het beklag

Inhoud van het dossier
Op zaterdag 10 juni 2017 (omstreeks 20:43 uur) zijn klaagsters (als slachtoffers/voetgangers) betrokken geraakt bij een aanrijding veroorzaakt door beklaagde (als bestuurder van een auto) op de openbare weg Stationsplein te Amsterdam. Kort voor deze aanrijding is beklaagde door de politie staande gehouden omdat hij het Stationsplein opreed en tot stilstand kwam op de trambaan. Beklaagde werd gesommeerd het voetgangersgebied met zijn auto te verlaten. In eerste instantie voldeed beklaagde aan deze instructie. Beklaagde vermeerderde echter zijn snelheid en reed vervolgens enkele voetgangers (onder wie klaagsters) aan en kwam tot stilstand tegen een muurtje. Klaagsters hebben letsel opgelopen.
Beklaagde is sinds 1998 diabeet (type 1) en gebruikte (ten tijde van de aanrijding) ruim 5 jaar een insulinepomp. Voor beklaagde golden geen beperkingen aan zijn rijbevoegdheid.
Volgens ambulancepersoneel ter plaatse vertoonde beklaagde gedrag en bloedwaarden die passen bij een abnormale daling van de bloedsuikerspiegel (hypoglykemie of hypo). Onderzoek wees uit dat beklaagde geen alcoholhoudende drank had gedronken en dat er geen stoffen in zijn bloed aanwezig waren die de rijvaardigheid konden beïnvloeden.
Beklaagde is op zondag 11 juni 2017 als verdachte gehoord en heeft toen onder meer verklaard dat hij zich weet te herinneren dat hij die zaterdagmiddag zijn woning heeft verlaten om boodschappen te doen. Hij weet nog dat hij op de terugweg een paal heeft geraakt, en kan zich vanaf dat moment niets meer herinneren, totdat hij zichzelf terugvond op het politiebureau (na de aanrijding).
In opdracht van de officier van justitie is een deskundigenrapport opgesteld (Geneeskundige Rapportage, Beoordeling diabetes mellitus op handelingen) door dr. J.D. Banga, internist vasculair geneeskundige d.d. 18 december 2017.
Enkele passages van dit rapport luiden:
“Hypoglycemia unawareness, verminderde hypoglycemieherkenning:
Voor vroegtijdige gewaarwording van een hypo is een normale functie van het autonome zenuwstelsel vereist. Bij een kwart van personen met type 1 diabetes ontstaat een verstoring van deze autonome respons. Zo iemand zal bij een hypo niet door de “normale” alarmsymptomen gewaarschuwd worden. Bij personen met lang bestaande diabetes die hun bloedglucosewaarden zeer scherp regelen, is het risico op regelmatige hypo’s groot. Bij deze mensen en bij name bij mannen is het risíco op verminderde hypoglycemieherkenning groot. Zij belanden in een vicieuze cirkel waarbij episoden van hypoglycemie achtereenvolgens kunnen optreden zonder dat zij dat opmerken, bijvoorbeeld tijdens de nachtrust. Op den duur kan hierdoor het lichaam steeds minder alarmsymptomen uiten bij het ontstaan van hypoglycemie. Dit wordt aangeduid met “hypoglycemia unawareness”ofwel verminderde hypoglycemieherkenning. Patienten komen in een situatie dat zij een levensgevaarlijke hypoglycemie niet meer gewaar worden. Het lijkt dan alsof zo’n persoon normaal functioneert, terwijl in de eerste plaats de hersenen niet meer normaal functioneren. Het lijkt alsof iemand “op de automatische piloot” is overgeschakeld, dat wil zeggen er vinden wel handelingen plaats maar betrokkene is zich daar niet van bewust. Een gevreesde situatie in het verkeer en bij bediening van machines en dergelijke.
(…)
Het gedrag van verdachtein de avond van 10 juni 2017 past bij aanhoudende hypoglycemie waarbij betrokkene zich niet of onvoldoende bewust is van het ontstaan en voortduren van de hypo doordat het lichaam niet meer met autonome alarmsignalen reageert: verminderde hypoglycemieherkenning. (…) Een andere medische verklaring voor dit gedrag is er niet.
(…)
Verdachte moet beschouwd worden als een ervaren diabetespatiënt, die kennelijk door zijn behandelaars ook beschouwd werd als een persoon met voldoende inzicht, bekwaamheid en motivatie om zijn eigen glucoseregulatie ter hand te nemen via (…) een insulinepomp.
De tragiek voor zeer gemotiveerde diabetespatienten die hun glucoseregulatie zeer minutieus uitvoeren, is dat zij een groot risico lopen op regelmatig optredende hypoglycemie. Dit leidt op den duur tot (…) verminderde hypoglecemieherkenning. Het gegeven dat er verlaagde glucosewaarden zijn gemeten in de twee nachten voorafgaand aan zaterdag 10 juni, zonder dat daar kennelijk alarmsignalen bij ontstonden en zonder dat daar door verdachte actie op ondernomen is, duidt op verminderde hypoglycemieherkenning. In deze situatie is door de regelmatig optredende hypoglycemie in feite het vroege waarschuwingssysteem van het autonome zenuwstelsel uitgeschakeld, waardoor op zaterdag 10 juni opnieuw hypoglycemie kon ontstaan zonder dat betrokkene daar alarmsymptomen bij ontwikkelde.”
Beoordelingskader
Het hof heeft te beoordelen of de strafrechter die over deze zaak zou moeten oordelen – al dan niet na nader onderzoek – zou kunnen komen tot een veroordeling voor enig strafbaar feit. Daarnaast moet het hof beoordelen of er, gelet op alle omstandigheden, voldoende belang is bij het alsnog instellen van strafrechtelijke vervolging. Indien het antwoord op beide vragen bevestigend luidt, zal een bevel tot vervolging worden gegeven.
Wettelijk kader
Artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) luidt:
Het is een ieder die aan het verkeer deelneemt verboden zich zodanig te gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt waardoor een ander wordt gedood of waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat.
Artikel 5 WVW luidt:
Het is een ieder verboden zich zodanig te gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd.
De overwegingen van het hof
Beklaagde heeft in de avond van 10 juni 2017 op het Stationsplein als bestuurder in strijd met een aantal verkeersregels gehandeld, wat uiteindelijk heeft geresulteerd in een verkeersongeval waarbij klaagsters letsel hebben opgelopen. Zodanig verkeersgedrag kan in beginsel de gevolgtrekking dragen dat beklaagde zich (tenminste) aanmerkelijk onoplettend heeft gedragen en dat het verkeersongeval aan de schuld van beklaagde als bedoeld in artikel 6 WVW te wijten is, dan wel dat door zijn gedrag gevaar op de weg is ontstaan als bedoeld in artikel 5 WVW. Dat kan in concreto anders zijn indien omstandigheden aannemelijk zijn geworden waaruit volgt dat van schuld niet kan worden gesproken.
In dit geval is sprake van een bijzondere situatie. Volgens het deskundigenrapport is immers aannemelijk dat het verkeersongeval is ontstaan als gevolg van een hypo waarvan beklaagde zich niet bewust was of bewust kon zijn. Beklaagde heeft in die toestand handelingen kunnen verrichten, waaronder het rijden naar het Stationsplein, het stoppen en opvolgen van de aanwijzing van de politie, het rechtdoor rijden in een bocht, gasgeven en vervolgens inrijden op publiek, waarvan hij zich niet bewust is geweest.
Bij deze stand van zaken valt niet te verwachten dat de strafrechter aan wie de zaak zou worden voorgelegd, zou oordelen dat sprake was van schuld van beklaagde aan het ongeval. Veroordeling voor een strafbaar feit is dan niet mogelijk; ook niet voor strafbepalingen als artikel 5 WVW, waarin schuld niet expliciet is opgenomen.
Het hof is dan ook van oordeel dat er goede redenen zijn om in deze zaak geen vervolging te gelasten. Het beklag is ongegrond.
Deze beslissing laat onverlet de mogelijkheid voor klaagster(s) om hun schade voor te leggen aan de civiele rechter, als – na (civielrechtelijke) aansprakelijkstelling van beklaagde – diens verzekeraar niet bereid zou blijken die schade te vergoeden.
Het hof zal als volgt beslissen.

6.De beslissing

Het hof wijst het beklag af.
Deze beschikking, waartegen voor betrokkenen geen rechtsmiddel openstaat, is gegeven op
21 mei 2019 door mrs. M.J.G.B. Heutink, voorzitter, N. van der Wijngaart en
A.M.P. Geelhoed, raadsheren, in tegenwoordigheid van J.K. Krijnen, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.