Uitspraak
1.Ontstaan en loop van het geding
van de rechtbank;
2.2. Feiten
Ik ben namens (…) gemachtigde.
Cliënt wenst het bezwaar via [Maatschap X] voort te zetten.”
Ik wil u dan ook vragen de schriftelijke bevestiging (intrekking eerste machtiging) aan ons toe te zenden (…).”
(…)
Hierbij bevestig ik de ontvangst van uw brief, waarin u bezwaar maakt tegen onderstaande beschikking:
(…)
Belastingjaar: 2017
(…)
Object: (…) [object 2]
(…)
Het bezwaarschrift is namens de belastingplichtige ingediend. Ik heb reeds een machtiging van een ander bureau ontvangen om het bezwaar van [naam persoon] (…) in behandeling te nemen. Ik ontvang graag van u informatie waaruit blijkt dat u de gemachtigde bent.”
Wij wisten niet of machtiging nog geldig was. Ook in twee andere zaken van de heer Bakker was dat het geval. (…)
Onze ervaring is dat het steeds vaker voorkomt dat een bezwaarschrift wordt ingediend, terwijl de belanghebbende (inmiddels) een ander bureau heeft gemachtigd. Dit bevestigt dat wij met grote zorgvuldigheid in het belang van belanghebbenden machtigingen moeten toetsen."
3.Geschil in hoger beroep
4.4. Beoordeling van het geschil
De rechtbank acht in dit geval een hoorzitting de aangewezen weg om hierover met eiser van gedachten te wisselen. De rechtbank zal verweerder dan ook opdragen opnieuw op het bezwaar te beslissen met inachtneming van deze uitspraak.
In deze zaak is in twee brieven – de ontvangstbevestiging en een herinnering – om een machtiging voor het betreffende jaar verzocht. Hierop is door dhr. Bakker (hierna [belanghebbende]) geen enkele reactie gegeven. Op basis van art. 6:5 en 6:6 Awb is de gemeente gerechtigd om bij twijfel de vertegenwoordiger aan te schrijven. Een gevolmachtigde handelt in het belang van de belastingplichtige, zodat ook enige reactie op aanschrijvingen van de gemeente mag worden verwacht.
(…)
De gemeente is van mening dat het niet insturen van de machtiging voor rekening en risico van de op dat moment pretense (schijnbare) gemachtigde moet komen (…).
De door de gemeente ingediende geanonimiseerde stukken (…) betreffen zaken van [belanghebbende] (Maatschap [X] ) waarbij bezwaren werden ingediend zonder geldige machtiging. Immers er waren door de cliënten eerder machtigingen afgegeven aan een ander bureau. De gemeente kan om deze reden in redelijkheid aanleiding vinden om eraan te twijfelen of de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de gemachtigde ten tijde van het instellen van het bezwaar nog bestond.”
Tegenover de betwisting van deze stelling door belanghebbende heeft de heffingsambtenaar deze stelling niet onderbouwd. Uit hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd – de heffingsambtenaar heeft verwezen naar de onder 2.3.1 tot en met 2.3.7 weergegeven stukken – volgt niet dat gemachtigde zich schuldig heeft gemaakt aan het hem door de heffingsambtenaar gemaakte verwijt. Uit de e-mail van mr. Bakker van 26 juli 2013 blijkt immers dat zijn cliënt de machtiging van [naam adviesbureau 1] intrekt, terwijl – naar het Hof uit deze en een eerdere e-mail van mr. Bakker begrijpt – mr. Bakker optreedt onder de naam [Maatschap X] en zijn cliënt de desbetreffende procedure (uit 2013) kennelijk via [Maatschap X] wenst voort te zetten. De door de heffingsambtenaar gestelde (redelijke) twijfel van het ten onrechte overleggen van een machtiging wordt met deze stukken niet onderbouwd. Voorts heeft de heffingsambtenaar ter onderbouwing van die twijfel verwezen naar stukken uit 2017. Nu deze dateren van na de niet-ontvankelijkverklaring van belanghebbende laat het Hof die stukken reeds op deze grond buiten beschouwing, nog daargelaten dat ook op grond van deze stukken de door de heffingsambtenaar gestelde twijfel niet aannemelijk is geworden.
Het Hof constateert dat de heffingsambtenaar in het onderhavige geval – nog daargelaten hetgeen hiervoor is overwogen – heeft nagelaten de reden van zijn twijfel aan de rechtsgeldigheid van de machtiging tijdig aan belanghebbende kenbaar te maken.
5.5. Kosten
6.6. Beslissing
€ 1.024, en