VI. Overtreding Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik
De raadsman heeft aangevoerd dat de reeds genoemde Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik is overtreden, omdat in het informatieve gesprek niet is gewezen op de mogelijke gevolgen van een valse aangifte.
Het hof overweegt hieromtrent dat gebleken is dat er een informatief gesprek met de ouders van de aangevers heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2014 (p. 4 van het proces-verbaal). De Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik vermeldt in een bijlage het doel en de consequenties van een aangifte als onderwerpen die tijdens een informatief gesprek besproken moeten worden. Over het doel en de consequenties van de aangifte is, blijkens het van dat gesprek opgemaakte proces-verbaal, geen informatie gegeven omdat betrokkenen vrij emotioneel waren. Het hof is van oordeel dat dit onderwerp in het informatief gesprek, dan wel op enig ander moment voorafgaand aan de aangifte, had dienen te worden besproken, zodat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in art. 359a Sv. Anders dan betoogd noopt dat niet tot de conclusie dat een ernstige inbreuk is gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Gelet op de hierna te vermelden beslissing omtrent de bewijsvraag zal het hof daaraan evenmin enig ander rechtsgevolg verbinden.
Een vormverzuim als bedoeld in art. 359a Sv kan slechts tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging leiden, indien aannemelijk is dat door toedoen van de met opsporing en vervolging belaste functionarissen in de loop van het voorbereidend onderzoek een ernstige inbreuk is gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde, en daardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte tekort is gedaan aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak. Die situatie doet zich niet voor, nu de vastgestelde vormverzuimen met betrekking tot het ontbreken van de auditieve registratie van het verhoor van de verdachte op 3 november 2014 en de overtreding van de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik noch op zichzelf, noch in onderlinge samenhang bezien, tot dat oordeel dwingt. Ook overigens is er geen sprake van een verzuim dat op zichzelf, dan wel in onderlinge samenhang bezien, tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging leidt. De verweren worden verworpen.
De advocaat-generaal heeft tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten gerekwireerd en zich daarbij onder meer gebaseerd op de bekennende verklaring die de verdachte tijdens het politieverhoor op 3 november 2014 heeft afgelegd. De raadsman heeft bepleit dat de verdachte integraal van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Het hof oordeelt als volgt.
Bij de inschatting van de betrouwbaarheid van de door de verdachte op 3 november 2014 afgelegde verklaring zal het hof de omstandigheden waarderen waaronder deze tot stand is gekomen. Daarbij is het volgende van belang. De verdachte is onderzocht door [psycholoog], GZ-psycholoog, zoals blijkt uit het daarover op 19 maart 2015 opgemaakte rapport. Zij heeft daarin geconcludeerd dat de verdachte een verstandelijke beperking heeft; de verdachte is zwakbegaafd en was dat ook ten tijde van het tenlastegelegde. Het hof merkt de verdachte om die reden als kwetsbare verdachte aan. De verdachte is op 3 november 2014 ’s ochtends om 7.00 uur in zijn woning aangehouden en vervolgens drie keer door de politie verhoord.
Hij heeft het ten laste gelegde in het tweede verhoor, in de middag van 3 november 2014, bekend. In het derde verhoor, op 4 november 2014, is de verdachte op die bekennende verklaring teruggekomen. De bekennende verklaring is door de verdachte buiten aanwezigheid van zijn raadsman afgelegd.
Zoals reeds overwogen is niet uit te sluiten dat het tweede verhoor (al dan niet mede door de verhoorstijl van brigadier [brigadier], zoals die in de audiovisuele opnames van andere verhoren naar voren komt) door deze kwetsbare verdachte als zeer indringend is ervaren, zodat zijn bekennende verklaring met de nodige behoedzaamheid moet worden beschouwd en beoordeeld. Aan die beoordeling zou de audiovisuele registratie, dan wel de woordelijke weergave, van het verloop van dat verhoor hebben kunnen bijdragen. Deze is echter door een technisch mankement niet beschikbaar. Op grond van het hiervoor overwogene is het hof van oordeel dat in dit geval in onvoldoende mate kan worden getoetst hoe de bekennende verklaring van de verdachte tot stand is gekomen en wat het waarheidsgehalte van die verklaring is. Het hof zal daarom die verklaring niet voor het bewijs gebruiken.
[slachtoffer 1] en haar twee broers hebben ieder voor zich verklaringen afgelegd over seksuele handelingen die de verdachte met hen tussen 2000 en 2012 zou hebben verricht. Uit het dossier komt naar voren dat zij over en weer geen getuige zijn geweest van de genoemde seksuele handelingen. [slachtoffer 3] heeft weliswaar verklaard dat hij drie à vier keer heeft gezien dat de verdachte “hetzelfde” bij zijn broer deed als bij hem, maar nu deze broer heeft verklaard dat hij altijd alleen was als de verdachte seksuele
handelingen bij hem verrichtte, acht het hof deze verklaring te weinig betrouwbaar om daarop een veroordeling te stoelen. Evenmin is bij de verschillende handelingen een duidelijke modus operandi vast te stellen. De verklaringen bieden daarom onvoldoende steun aan elkaar en zijn ook overigens onvoldoende controleerbaar om daarop een bewezenverklaring te gronden.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Beoordeling van de voorwaardelijke verzoeken
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep twee voorwaardelijke verzoeken gedaan, strekkende tot nader onderzoek naar de technische storing van de opnameapparatuur bij het verhoor van de verdachte en tot nader onderzoek naar de gebruikte verhoortechnieken en wijze van verbalisering.
Het hof wijst deze verzoeken af, ten aanzien van het eerste verzoek op de gronden zoals hiervoor (onder III) weergegeven en ten aanzien van het tweede verzoek omdat de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde en hij bij dat verzoek geen rechtens te respecteren belang meer heeft.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. J.J.I. de Jong en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van
mr. L.M. Schoutsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
9 april 2019.