Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
cederen) to the Buyer [Promontoria, hof] and the Buyer purchases and shall accept the assignment (
cessie) of its rights in relation to such Assets (…) in accordance with the provisions of the Transfer of Contract and Assignment; (…)”
deed), waarbij Van Lanschot en Promontoria partij zijn, is onder het kopje ‘
BACKGROUND’ bepaald, voor zover van belang:
cessie) to the Transferee [Promontoria, hof] subject to the terms set out herein.”
deedwordt vervolgens onder het kopje ‘
IT IS AGREEDas follows’ bepaald in artikel 2.3 onder (a)
:
cedeert) to the Transferee all of the rights and benefits under the Assets (…) which assignment is hereby accepted by the Transferee.”
deedals volgt gedefinieerd:
Excluded Counterpartymeans the Counterparties of the Transferor specified in Schedule 2 (i) in relation to the Hedging Assets where the relevant counterparty has not given its consent to the transfer of such Hedging Assets to the Transferee and (ii) in relation to the Assets where the relevant counterparty has protested against the transfer of such Assets to the Transferee (…).”
deedbevat een rechtskeuze voor Nederlands recht.
3.Beoordeling
deedrechtsgeldig en onvoorwaardelijk heeft gecedeerd aan Promontoria. De voorzieningenrechter heeft deze vraag in het bestreden vonnis na uitleg van de
deeden de daaraan ten grondslag liggende SPA bevestigend beantwoord en geoordeeld dat zulks op zichzelf meebrengt dat de gevraagde voorzieningen moeten worden geweigerd. In het Alegre-arrest van dit hof van 17 april 2018 (ECLI:NL:GHAMS:2018:1307) heeft hij echter aanleiding gezien om, ter voorkoming van tegenstrijdige beslissingen in soortgelijke gevallen, de zaak naar de bodemrechter te verwijzen en de gevraagde voorzieningen onder A en B voor de duur van de procedure bij die rechter toch toe te wijzen. In het Alegre-arrest, eveneens gewezen in kort geding, heeft dit hof in een geschil tussen Promontoria en een drietal andere (voormalige) kredietnemers van Van Lanschot een voorlopige uitleg aan de
deedgegeven die erop neerkomt dat de cessie van rechten van Van Lanschot jegens kredietnemers die – zoals [X sr.] – wel in Schedule 1 maar niet in Schedule 2 bij de
deedstaan vermeld, een voorwaardelijke cessie is, namelijk een cessie onder de voorwaarde(n) dat de kredietnemers in kwestie zich hebben verzet tegen de contractsoverneming en de bevoegde rechter heeft beslist dat dit verzet terecht is gedaan. Het hof heeft geconcludeerd dat in dat kort geding onvoldoende duidelijk was geworden dat Promontoria op grond van cessie was gerechtigd tot opzegging en opeising van de kredieten over te gaan en heeft de zaak daarom op de voet van art. 438 lid 3 Rv verwezen naar de sector civiel van de rechtbank Amsterdam om voort te procederen. Het hof heeft daarbij mede in aanmerking genomen dat meerdere procedures zijn of worden gevoerd over deze dan wel soortgelijke vragen en dat het nemen van tegenstrijdige beslissingen moet worden voorkomen.
deedrechtsgeldig en onvoorwaardelijk heeft gecedeerd aan Promontoria. Promontoria betoogt daarentegen dat dit oordeel juist en overtuigend is. Met grief 1 in het principaal appel komt zij op tegen de beslissing van de voorzieningenrechter om de zaak niettemin op de voet van art. 438 lid 3 Rv te verwijzen naar de bodemrechter en een deel van de gevraagde voorzieningen toe te wijzen voor de duur van de bodemprocedure. Daaromtrent wordt het volgende overwogen.
deed– naar uit het arrest blijkt – ter zitting in hoger beroep plaatsgevonden, waarbij vooral de hiervoor, in 2.6 en 2.8 vermelde bepalingen aandacht hebben gekregen. De hiervoor, in 2.7 vermelde bepaling wordt in het arrest niet genoemd. De SPA is in die zaak voorts, naar het arrest vermeldt, niet in het geding gebracht. In de onderhavige zaak daarentegen zijn de standpunten van partijen over de genoemde vraag herhaaldelijk – eerst in eerste aanleg en daarna in hoger beroep – schriftelijk uitgewisseld, waarbij ook aandacht is besteed aan de in 2.7 vermelde bepaling en (de tekst van) de SPA. Het hof komt thans, gelet op het in deze zaak gevoerde debat en het voorliggende feitenmateriaal, tot een andere conclusie dan in het Alegre-arrest en is met de voorzieningenrechter van oordeel dat een redelijke uitleg van de
deedtot de conclusie moet leiden dat Van Lanschot haar rechten jegens [X sr.] uit hoofde van de tussen hen gesloten overeenkomsten bij de
deedrechtsgeldig en onvoorwaardelijk heeft gecedeerd aan Promontoria. Het hof neemt de motivering van de voorzieningenrechter als weergegeven in r.o. 2.5 tot en met 2.18 van het bestreden vonnis over en maakt die tot de zijne.
deed, mede dient te worden uitgelegd in het licht van de daaraan ten grondslag liggende titel, de SPA. Een redelijke uitleg van art. 2.1 (a) onder (ii) van de SPA, in samenhang met het bepaalde in het daaraan voorafgaande art. 2.1 (a) onder (i) houdt in, dat alle vorderingsrechten van Van Lanschot met betrekking tot de verkochte kredietportefeuille worden gecedeerd aan Promontoria, voor zover de (primair beoogde) contractsoverneming niet tot stand komt. Deze uitleg is in brieven van beide partijen bij de
deed(Promontoria en Van Lanschot) bevestigd. Art. 2.3 onder (a) van de
deedis ook met deze uitleg in overeenstemming. Daarmee in tegenspraak is de letterlijke tekst van de considerans van de
deed, onder het kopje ‘
BACKGROUND’, gelezen in samenhang met de definitie van het begrip ‘Excluded Counterparties’: daar staat, naar de letter genomen, dat partijen zijn overeengekomen dat alle vorderingsrechten ten aanzien van (bepaalde) in Schedule 2 bij de
deedvermelde kredietnemers zullen worden gecedeerd. Dit moet echter als een slordigheid worden beschouwd, die niet kan afdoen aan de overigens blijkende partijbedoeling om alle vorderingsrechten betreffende de verkochte kredietportefeuille bij wege van een cessie aan Promontoria over te dragen voor zover geen contractsoverneming tot stand komt. Deze stukken bieden geen aanknopingspunt voor de stelling dat de cessie een voorwaardelijk karakter heeft in die zin dat zij is verricht onder de voorwaarde dat in een onherroepelijk rechterlijk vonnis is beslist dat geen contractsoverneming tot stand is gekomen. Die stelling is ook overigens onaannemelijk omdat die zou meebrengen dat tot de onherroepelijke beslissing van de rechter over de vraag of contractsoverneming heeft plaatsgevonden onduidelijk is aan wie de verkochte vorderingsrechten toekomen en dus onduidelijk is wie op betaling aanspraak kan maken.
a contrarioworden afgeleid dat, indien en voor zover geen contractsoverneming tot stand komt bij gebreke van de daarvoor vereiste medewerking van de kredietnemer, een cessie niet heeft plaatsgevonden. [ X jr.] heeft er tot slot op gewezen dat in art. 2.1 (a) onder (ii) van de SPA staat dat de cessie zal plaatsvinden in overeenstemming met de bepalingen van de
deed. Hij leidt daaruit af dat de uitleg van de
deeddoorslaggevend moet zijn. In het lichaam van de
deedstaat echter een bepaling, art. 2.3 onder (a), die de uitleg van Promontoria ondersteunt en die, mede gelet op de samenhang met de SPA en hetgeen beide partijen daarbij omtrent hun bedoeling hebben verklaard, moet prevaleren boven hetgeen in de considerans van de
deedis vermeld.
deed) enige handeling heeft verricht of nagelaten die hij anders niet zou hebben verricht of zou hebben nagelaten, waardoor zijn rechtspositie in enig opzicht in zijn nadeel is gewijzigd. Dat hij is geschaad in de mogelijkheid om zijn rechtspositie te bepalen, valt – zonder een nadere toelichting, die ontbreekt – niet in te zien.
deedheeft uitgelegd en daarbij tot dezelfde bevindingen als de voorzieningenrechter in het bestreden vonnis is gekomen. Het (meervoudig gewezen en uitvoerig gemotiveerde) vonnis is door Promontoria in deze procedure overgelegd en [ X jr.] is in de gelegenheid gesteld zich daarover uit te laten. [ X jr.] heeft geen feiten of omstandigheden aangedragen die naar het voorlopig oordeel van het hof in zijn zaak tot een andere uitleg van de
deedkunnen leiden dan de uitleg die de bodemrechter van de rechtbank Amsterdam daaraan in de zaak tussen Promontoria en EF Beheer c.s. heeft gegeven.