ECLI:NL:GHAMS:2018:5202

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2018
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
23-000485-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake drugshandel en aanwezig hebben van verdovende middelen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was betrokken bij de handel in harddrugs en het aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid hard- en softdrugs. In eerste aanleg was de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar het hof oordeelde dat de verdachte niet-ontvankelijk was in het hoger beroep voor de vrijspraken. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, als bezorger van drugs, feitelijke zeggenschap had over de drugs in de woning waar hij toegang toe had. De verdachte werd veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne, amfetamine, MDMA, en hennep. Het hof heeft de straf van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht en behandelverplichting. Het hof heeft ook bepaald dat de verdachte ontslagen wordt van alle rechtsvervolging ten aanzien van ketamine, omdat dit middel ten tijde van het bewezen verklaarde niet op de Opiumwet stond.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000485-18
Datum uitspraak: 24 augustus 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 januari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-665664-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
adres: [adres 1],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2, 5 en 6 is ten laste gelegd. De verdachte is in eerste aanleg onder feit 1 eveneens vrijgesproken van handel in heroïne, amfetamine en/of 2C-B. Voorts is de verdachte onder feit 3 en 4 vrijgesproken van het aanwezig hebben van verdovende middelen in de woning op de [adres 2]. Het hof merkt deze feiten aan als cumulatief ten laste gelegd met de overige onder die feiten tenlastegelegde feiten. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
10 augustus 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover thans nog aan de orde, ten laste gelegd dat:
1:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2016 tot en met
27 februari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht
of afgeleverd of verstrekt (aan [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of een of meer -nog- onbekende personen) en/of vervoerd en/of aanwezig heeft gehad (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of MDMA en/of ketamine, in elk geval (telkens) (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of MDMA, in elk geval (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3:
hij op of omstreeks 28 februari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk
- ( in pand [adres 3]) aanwezig heeft gehad (ongeveer)
A) 146, 3 gram cocaïne en/of
B) 13.745,3 gram amfetamine en/of
C) 53.089,2 gram pillen (MDMA en/of 2C-B)
en/of D) 42 liter amfetamine (olie)
en/of E) 8,5 liter GHB
en/of F) 738,6 gram ketamine,
in elk geval (een) (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van (een) materiaal/materialen bevattende cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of 2C-B en/of GHB, in elk geval (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4:
hij op of omstreeks 28 februari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
- ( in pand [adres 3]) aanwezig heeft gehad (ongeveer)
A) 7.701 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende hennep en/of
B) 202 gram hashish,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish), in elk geval (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een (op onderdelen) andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsmotivering

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte meegedeeld dat het hoger beroep zich uitsluitend richt op de veroordeling voor het (medeplegen van het) aanwezig hebben van de verschillende verdovende middelen die zijn aangetroffen op de [adres 3] (feit 3 en 4). De verdachte was slechts bezorger van drugs. Hij wist dat er drugs in de woning aanwezig waren, maar de drugs behoorde hem niet toe, hij had er geen beschikkingsmacht over en hij heeft ook nooit handelingen met die drugs verricht, buiten het aannemen van pakketjes die hij weer bezorgde. De enkele toegang tot de woning geeft de verdachte geen machtssfeer over de drugs en de verdachte moet dan ook worden vrijgesproken van feit 3 en 4, aldus de raadsman.
Van 27 januari tot en met 30 januari 2017 heeft een video-observatie bij de woning aan de [adres 3] te Amsterdam plaatsgevonden. Op de videobeelden is de verdachte meermalen door verbalisanten waargenomen. Op de beelden is te zien dat de verdachte de drie sloten van de voordeur opent met zijn sleutels. In de woning is tijdens de doorzoeking op 28 februari 2017 een aanzienlijke hoeveelheid
hard-, en softdrugs aangetroffen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte – naar de kern samengevat – het navolgende verklaard. Hij bezorgde drugs en wist dat er drugs in de [adres 3] aanwezig waren. Aan het begin van de dag ging hij naar de [adres 3] om drugs op te halen. Hij moest daar ook het geld achterlaten dat hij in verband met de verkoop had gekregen en daar lag ook af en toe geld voor hem. Soms moest de verdachte 1 à 2 uur in de woning wachten terwijl de drugs werden klaargelegd. Als
de voorraad drugs tijdens het bezorgen opraakte, kon hij nieuwe drugs ophalen in de woning in de [adres 3]. Hij had drie sleutels en die waren alleen voor de voordeur, daar zaten drie verschillende sloten op. Als iemand van buitenaf drugs zou komen ophalen was er altijd iemand anders aanwezig. Als de verdachte zelf drugs ophaalde was er meestal niemand anders aanwezig. Drie mensen konden het huis in. De mensen die het huis in konden waren te vertrouwen vond de organisatie. Tot enkele dagen voor de doorzoeking kwam hij in de woning in de [adres 3] te Amsterdam, zo heeft de verdachte verklaard.
Het hof overweegt als volgt. De verdachte beschikte over sleutels die hem toegang gaven tot de woning aan de [adres 3]. Slechts drie personen hadden de sleutels van deze woning, derhalve een zeer beperkt aantal mensen. De verdachte was één van hen en kon zelfstandig de woning betreden, was ook in de woning zonder dat er iemand anders aanwezig was en wist dat er drugs lagen. Tot zijn aanhouding had de verdachte de sleutels van de woning. Behalve dat hieruit de feitelijk toegang tot de drugs blijkt, volgt hier ook uit dat de organisatie waar de verdachte voor werkte hem tot de kleine kring van mensen rekenden die vertrouwd werden. Op grond van voorstaande omstandigheden komt het hof tot het oordeel dat de verdachte feitelijke zeggenschap heeft gehad over de drugs in de woning en deze zich in zijn machtssfeer bevonden. Daarmee acht het hof bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen drugs aanwezig heeft gehad in de woning [adres 3].

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 27 februari 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd aan [naam 1] en [naam 2] en [naam 3] en
[naam 4] en [naam 5] en/of meer -nog- onbekende personen en vervoerd en aanwezig heeft gehad hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en MDMA en ketamine;
3:
hij op 28 februari 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk in een pand [adres 3], aanwezig heeft gehad (ongeveer)
A) 146, 3 gram cocaïne en
B) 13.745,3 gram amfetamine en
C) 53.089,2 gram pillen (MDMA en/of 2C-B) en
D) 42 liter amfetamine (olie) en
E) 8,5 liter GHB en
F) 738,6 gram ketamine;
4:
hij op 28 februari 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk in een pand [adres 3], aanwezig heeft gehad (ongeveer)
A) 7.701 gram hennep en
B) 202 gram hashish.
Hetgeen onder 1, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Ontslag van alle rechtsvervolging ten aanzien van ketamine onder feiten 1 en 3
Ten aanzien van verdachte is bewezen verklaard - kort gezegd - dat hij tezamen en in vereniging met anderen ketamine aanwezig heeft gehad, heeft verkocht en/of heeft afgeleverd. Ten tijde van het bewezen verklaarde handelen is ketamine geen middel dat is vermeld op de bij de Opiumwet behorende Lijst 1. Het bewezen verklaarde ten aanzien van het aanwezig hebben, het verkopen en afleveren van ketamine levert derhalve geen strafbaar feit op, zodat verdachte ten aanzien van deze onderdelen dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Voor het overige is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder
1, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 3 en 4 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden meldplicht, behandelverplichting en het beschikken over een zinvolle dagbesteding.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde
zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met dezelfde bijzondere voorwaarden als in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het handelen in harddrugs en het aanwezig hebben van een enorme hoeveelheid hard- en softdrugs. Die hoeveelheid vertegenwoordigt
een aanzienlijke waarde. De omstandigheden duiden op grootschalige handel. Drugs is een voor de volksgezondheid schadelijke stof en met de verboden handel worden grote winsten gemaakt. Daarenboven gaan de verspreiding van en handel in drugs gepaard met vele andere vormen van zware criminaliteit en veroorzaakt het hierdoor gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. De verdachte heeft met zijn handelen hieraan bijgedragen. Hij heeft zich aldus schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 juli 2018 is hij eerder voor overtredingen van de Opiumwet onherroepelijk veroordeeld.
Het hof is van oordeel dat op basis van de inhoud van het dossier en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep kan worden vastgesteld dat de verdachte slechts als bezorger van de drugs bij tenlastegelegde feiten betrokken is geweest. Hoewel wettig en overtuigend bewezen verklaard is dat de verdachte in vereniging met anderen hoeveelheden drugs aanwezig had, wil het hof, anders dan de rechtbank, de relatief kleine rol van de verdachte in de organisatie in de strafoplegging tot uitdrukking brengen.
Het hof acht, alles afwegende, een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Voorts heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de in eerste aanleg opgelegde bijzondere voorwaarden goed vindt. Het contact met de reclassering ervaart de verdachte
als positief. Gelet hierop zal het hof dezelfde bijzondere voorwaarden als in eerste aanleg opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2, 5 en 6 ten laste gelegde, de onder 1 tenlastegelegde handel in heroïne, amfetamine en/of 2 C-B en het onder 3 en 4 tenlastegelegde aanwezig hebben van verdovende middelen in de woning op de [adres 2].
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging ten aanzien van de onder 1 en 3 bewezenverklaarde ketamine.
Verklaart het overige onder 1, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich te melden bij
Reclassering Nederland op het volgende adres: [adres 4]. Hierna moet de veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zo lang de reclassering dit gedurende de proeftijd nodig acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich laat onderzoeken en behandelen bij De Waag Nederland of een soortgelijke zorgverlener, zulks ter beoordeling van de Reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig acht. De veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen en regels die hem in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar zullen worden gegeven.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich zal inzetten over een zinvolle dagbesteding te beschikken, ook als dat inhoudt het volgen van een opleiding of deelneemt aan een werk-, en leertraject bij Werk Participatie en Inkomen (WPI) of bij een soortgelijke instelling.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 STUK Navigatielicht TomTom [nummer] (5345120).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. J.D.L. Nuis en mr. S. Clement, in tegenwoordigheid
van mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 24 augustus 2018.