ECLI:NL:GHAMS:2018:5201

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2018
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
23-000883-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis economische politierechter inzake taxameterregels in taxi

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, vennoot in een V.O.F., werd beschuldigd van het niet naleven van de regels omtrent taxameters, doordat hij in een taxi reed met banden die niet overeenkwamen met de bandenmaat waarop de taxameter was ingesteld. Dit leidde tot een niet-conforme taxameter, wat in strijd is met de Metrologiewet. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk zou worden verklaard in het hoger beroep, omdat hij niet tijdig hoger beroep had ingesteld na het verstekvonnis van 12 juni 2015. Het hof oordeelde echter dat de verdachte ontvankelijk was, omdat er geen bewijs was dat de dagvaarding in persoon was uitgereikt en de verdachte niet op de hoogte was van de zitting in eerste aanleg.

Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 600,00, in plaats van de eerder opgelegde € 750,00, rekening houdend met de tijd die sinds het feit was verstreken. Het hof benadrukte dat de overtreding van de regels omtrent taxameters de consument in gevaar bracht, omdat deze regels zijn ingesteld om zekerheid en bescherming te bieden bij taxivervoer. De beslissing van het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen die niet bewezen waren.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000883-16
Datum uitspraak: 24 augustus 2018
Verkort arrest van de economische kamer van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 juni 2015 in de strafzaak onder parketnummer 96-244324-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
10 augustus 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij (zijnde vennoot in V.O.F. [VOF]) op of omstreeks 28 september 2012 te Amsterdam,
in elk geval in Nederland, als vervoerder van een auto, voorzien van het kenteken [kenteken], waarmee taxivervoer werd verricht, er geen zorg voor heeft gedragen dat in die auto een taxameter aanwezig was die aan de regels, die bij of krachtens de Metrologiewet zijn gesteld, voldeed.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep. Op 12 juni 2015 is het vonnis gewezen. Het betreft een verstekvonnis. Vervolgens heeft de verdachte op 25 februari 2016 hoger beroep ingesteld.
Uit een brief van 22 februari 2016 van de toenmalige raadsman van de verdachte – op 25 februari 2016 ingekomen – blijkt echter dat de verdachte twee dagen voor de zitting in eerste aanleg de dagvaarding heeft ontvangen en dus van de zitting in eerste aanleg op de hoogte was. Nu de verdachte niet binnen twee weken na het wijzen van het vonnis hoger beroep heeft ingesteld, dient hij niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep te worden verklaard, aldus de advocaat-generaal.
Het hof constateert dat de dagvaarding in eerste aanleg niet in persoon is uitgereikt. Het betreft een griffiebetekening. De verdachte was niet ter terechtzitting in eerste aanleg aanwezig, waarna er een verstekvonnis is gewezen. Voorts bevat het dossier geen betekeningstukken waaruit een datum blijkt waarop het vonnis aan de verdachte is uitgereikt. De enkele mededeling van de toenmalige raadsman dat de verdachte van de zitting in eerste aanleg op de hoogte zou zijn geweest vindt derhalve geen bevestiging in het dossier. Daarbij komt dat de verdachte hier niet over heeft verklaard.
Op grond van het voorstaande acht het hof de verdachte ontvankelijk in het hoger beroep.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan,
met dien verstande dat:
hij, zijnde vennoot in V.O.F. [VOF], op 28 september 2012 te Amsterdam, als vervoerder van een auto, voorzien van het kenteken [kenteken], waarmee taxivervoer werd verricht, er geen zorg voor heeft gedragen dat in die auto een taxameter aanwezig was die aan de regels, die bij of krachtens de Metrologiewet zijn gesteld, voldeed.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 80 van de Wet Personenvervoer 2000.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De economische politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 750,00, subsidiair 15 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft in een taxi gereden met banden, waarvan de maat niet overeenkwam met de bandenmaat waarop de taxameter van de verdachte is ingesteld. De taxameter voldeed daardoor niet aan de gestelde regels. De verdachte heeft daarmee de regels overtreden die beogen de consument zekerheid en bescherming te bieden inzake het betalen van een juist tarief voor taxivervoer.
In de onderhavige zaak had het hof te doen gebruikelijk een geldboete ter hoogte van € 750,00 passend en geboden geacht. Het hof merkt echter op dat het een oud feit betreft, dat is gepleegd in 2012, en zal hier rekening mee houden in de strafoplegging in die zin dat, alles afwegende, het hof van oordeel is dat een geldboete ter hoogte van € 600,00 passend en geboden is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 80 van de Wet personenvervoer 2000.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 600,00 (zeshonderd euro), bij gebreke van betaling
en verhaal te vervangen door
12 (twaalf) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de economische strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. J.D.L. Nuis en mr. S. Clement, in tegenwoordigheid
van mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 24 augustus 2018.