In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, vennoot in een V.O.F., werd beschuldigd van het niet naleven van de regels omtrent taxameters, doordat hij in een taxi reed met banden die niet overeenkwamen met de bandenmaat waarop de taxameter was ingesteld. Dit leidde tot een niet-conforme taxameter, wat in strijd is met de Metrologiewet. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk zou worden verklaard in het hoger beroep, omdat hij niet tijdig hoger beroep had ingesteld na het verstekvonnis van 12 juni 2015. Het hof oordeelde echter dat de verdachte ontvankelijk was, omdat er geen bewijs was dat de dagvaarding in persoon was uitgereikt en de verdachte niet op de hoogte was van de zitting in eerste aanleg.
Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 600,00, in plaats van de eerder opgelegde € 750,00, rekening houdend met de tijd die sinds het feit was verstreken. Het hof benadrukte dat de overtreding van de regels omtrent taxameters de consument in gevaar bracht, omdat deze regels zijn ingesteld om zekerheid en bescherming te bieden bij taxivervoer. De beslissing van het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen die niet bewezen waren.