Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
Procesgang
Vordering van de advocaat-generaal
Vonnis waarvan beroep
6 juli 2016ingestelde verzet niet-ontvankelijk wordt verklaard. Ter beoordeling staat het op 22 februari 2016 ingestelde verzet.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1971 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Almere, had verzet aangetekend tegen een strafbeschikking die op 9 december 2015 aan hem was opgelegd. Deze strafbeschikking betrof een geldboete van € 300,00 voor het opzettelijk beledigen van een ambtenaar, in dit geval een agent van de politie te Amsterdam. De politierechter had het verzet van de verdachte niet-ontvankelijk verklaard, waarop de verdachte in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat het verzet ontvankelijk verklaard moest worden, omdat niet kon worden vastgesteld dat de strafbeschikking op de juiste wijze aan de verdachte was uitgereikt. Het hof heeft echter vastgesteld dat de strafbeschikking op 9 december 2015 om 20.30 uur aan de verdachte is uitgereikt, en dat de termijn voor het instellen van verzet op die datum is begonnen. De raadsman had verwezen naar een eerdere uitspraak van het Hof Den Haag, maar het hof Amsterdam oordeelde dat de wettelijke voorschriften omtrent de uitreiking van de strafbeschikking in dit geval correct waren nageleefd.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, maar heeft de verdachte alsnog niet-ontvankelijk verklaard in het verzet tegen de strafbeschikking. De beslissing van het hof is genomen door een meervoudige strafkamer, en de uitspraak is openbaar gedaan op 14 mei 2018.