ECLI:NL:GHDHA:2017:1437
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een strafbeschikking en de procedurele vereisten voor verzet
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een strafbeschikking die op 14 december 2014 aan de verdachte is opgelegd, waarbij de verdachte opzettelijk beledigende uitlatingen heeft gedaan richting ambtenaren. De verdachte heeft verzet aangetekend tegen deze strafbeschikking, maar in eerste aanleg werd dit verzet niet-ontvankelijk verklaard. Het hof heeft in hoger beroep vastgesteld dat niet kan worden aangetoond dat de strafbeschikking op de juiste wijze aan de verdachte is betekend, en dat er geen bewijs is dat de verdachte op de hoogte was van de strafbeschikking binnen de vereiste termijn van 14 dagen. Het hof heeft geconcludeerd dat de strafbeschikking niet onherroepelijk was en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De zaak is terugverwezen naar de politierechter in Den Haag voor verdere behandeling, waarbij het hof heeft benadrukt dat de procedurele vereisten voor verzet in acht moeten worden genomen. Dit arrest is gewezen na onderzoek op de zittingen van 30 augustus 2016 en 13 april 2017, waarbij het hof kennis heeft genomen van de vordering van de advocaat-generaal.