2.1.In de uitspraak van de rechtbank zijn de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende is in deze uitspraak aangeduid als ‘eiser’, de inspecteur als ‘verweerder’.
“1. Eiser is aandeelhouder en bestuurder van [Y] Beheer B.V. (hierna: [Y] ).
2. Middels [Y] trad eiser op als bestuurder van [Z] [[...]] B.V. (hierna: [Z] ). Na het faillissement van [Z] is eiser als bestuurder aansprakelijk gesteld voor de schulden van [Z] .
3. In verband met deze aansprakelijkstelling heeft eiser advocaatkosten gemaakt. De advocaatkosten bedroegen € 23.948,48. De werkzaamheden van de advocaat hebben betrekking op de periode 24 december 2010 tot en met 30 september 2011. Bij de pleitnota voor de zitting van 8 februari 2016 zijn nota’s van advocaten gevoegd voor in de jaren 2013, 2014 en 2015 verrichte en gefactureerde werkzaamheden inzake ‘ [Y] Beheer – [[naam belanghebbende]] / curator [Z] ’.
4. Eiser heeft de advocaatkosten uit privémiddelen voldaan en daarna een bedrag van € 22.553,48 onder vermelding van ‘betaalde advocaatkosten inzake rechtszaak curator’ op zijn rekening-courant bij [Y] voor het jaar 2011 geboekt.
De rekening-courant van eiser bij [Y] vermeldde ultimo 2011 een vordering van eiser op [Y] van € 131.125,02. Na door verweerder aangebrachte correcties in deze rekening-courantverhouding, waaronder een afboeking op de betaalde advocaatkosten met 50% tot € 11.276,74, vermeldde de rekening-courant per 1 januari 2012 een schuld aan [Y] van € 1.500.
5. Verweerder heeft aan eiser een brief gezonden, met dagtekening 7 juli 2014, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“Betreft: Afspraken ter zake boekenonderzoek [eiser] (…) [Y] Beheer B.V. (…) en fiscale eenheid [Z] [[...]] B.V. , [Y] Beheer B.V. c.s.(…).
(…)
Gedurende het lopende onderzoek hebben wij diverse zaken besproken. Hierna wil ik een opsomming geven van de punten welke betrekking hebben op de afspraken welke wij hebben gemaakt ter zake van uw aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2012 en (….).
Aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2012
(…)
Uw vordering op [Y] Beheer B.V., zoals verantwoord in uw aangifte inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen 2011 ad € 131.125 per 31-12-2011, is na overleg met u en de heer Van Breukelen aangepast tot een schuld aan [Y] Beheer B.V. van € 1.500 per 1-1-2012. Voor alle mutaties welke tot deze aanpassing hebben geleid verwijs ik u tot de heer [naam] .
(…)
Over zaken die niet zijn genoemd in deze brief zijn geen afspraken gemaakt en wordt de wet- en regelgeving toegepast.
Ik stuur u deze brief in tweevoud. Beiden zijn door mij ondertekend. Wanneer bovengenoemde afspraken akkoord zijn, ontvang ik graag één exemplaar ondertekend door u en de heer [naam] retour. (…).”
Eiser en [naam] , de adviseur van eiser, hebben deze brief ondertekend op 18 september 2014.
6. Verweerder heeft eiser in zijn brief van 14 april 2015 onder meer het volgende geschreven:
“Betreft: Vooraankondiging uitspraak op het bezwaarschrift.
(…)
Beoordeling van uw bezwaar
Ik ben van mening dat de aanslag juist is. Uit de mij ter beschikking staande gegevens blijkt dat er een vaststellingsovereenkomst is opgesteld. Deze overeenkomst heeft u ondertekend, hetgeen u ook in uw brief van 8 april 2015 bevestigd heeft. Uit de gevoerde correspondentie blijkt dat er weldegelijk sprake is van een vaststellingsovereenkomst en/of dat u redelijkerwijs had kunnen weten dat het een vaststellingsovereenkomst betrof. Daarbij wil ik opmerken dat u zich bovendien hebt laten bijstaan door een adviseur. Dat de vaststellingsovereenkomst qua vormgeving en opmaak verschilt van een eerder door u ondertekende vaststellingsovereenkomst doet hier niets aan af.
Zoals ik in mijn brief van 2 april 2014 heb aangegeven kan in casu alleen vanwege onvoorziene omstandigheden wijziging van de overeenkomst plaatsvinden. Omstandigheden, welke ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst redelijkerwijs reeds bekend hadden moeten zijn, kunnen niet alsnog ingebracht worden als grond voor wijziging van de overeenkomst. Nu u in uw brief van 8 april 2015 hebt aangegeven dat de aangehaalde omstandigheden van uw bezwaarschrift reeds bekend waren, is wijziging van de overeenkomst niet mogelijk.
Voor zover u aanvoert dat de heer [naam] had meegedeeld geen verdere aanpassing van de overeenkomst meer te willen doen en dat u daarom had getekend, wil ik opmerken dat dat geen grond voor vernietiging van de overeenkomst oplevert. Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding daarvan (…).”
7. In zijn nader stuk van 5 januari 2017 verzoekt eiser de rechtbank de aanslagen ib/pvv voor de jaren 2007 t/m 2016 te corrigeren voor de juridische kosten. ”
Tegen de vaststelling van de feiten door de rechtbank zijn door partijen geen bezwaren aangevoerd. Het Hof zal dan ook van die feiten uitgaan.