ECLI:NL:GHAMS:2018:4899

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 december 2018
Publicatiedatum
11 januari 2019
Zaaknummer
23-004303-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake invoer van verdovende middelen met ontslag van alle rechtsvervolging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 10 november 2016. Het betreft een strafzaak waarin de verdachte werd beschuldigd van het invoeren van verdovende middelen, zoals geregeld in artikel 2 van de Opiumwet. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met enkele aanvullingen en vervangingen van overwegingen. De verdediging voerde aan dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging, onder andere vanwege een schending van het recht op een behandeling binnen een redelijke termijn. Het hof oordeelde dat, hoewel er sprake was van een schending van dit recht, dit niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Het hof concludeerde dat de verdachte niet strafbaar was, omdat zij alle redelijke maatregelen had getroffen om te voorkomen dat haar bagage verdovende middelen zou bevatten. Daarom werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004303-16
datum uitspraak: 24 december 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 10 november 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-800750-12 tegen
[naam ],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 december 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het hof:
  • de overwegingen van de rechtbank ten aanzien van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging, zoals in het vonnis weergegeven onder het kopje 2 ‘Beroep op niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging’, aanvult als hierna te melden;
  • de overweging van de rechtbank ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte, zoals in het vonnis weergegeven onder het kopje 5 ‘Strafbaarheid van verdachte’, vervangt door de navolgende overweging.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. Daartoe heeft hij, kort gezegd, aangevoerd dat:
het openbaar ministerie niet tijdig uitvoering heeft gegeven aan het door de rechtbank – op verzoek van de verdediging – bevolen rechtshulpverzoek aan Suriname, ten gevolge waarvan het recht van de verdachte om zich adequaat te kunnen verdedigen op grove wijze is geschonden, en
sprake is van een schending van het recht van de verdachte op een behandeling van haar zaak binnen een redelijke termijn, zoals gewaarborgd in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het onder a) weergegeven verweer is door de verdediging reeds in eerste aanleg gevoerd. Het hof verenigt zich met de overwegingen van de rechtbank daaromtrent en de verwerping van het verweer, zoals in het vonnis weergegeven onder het kopje 2 ‘Beroep op niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging’.
De eerst ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerde omstandigheid dat sprake zou zijn van een schending van het recht op berechting binnen een redelijke termijn, zoals hiervoor weergegeven onder b), maakt dat oordeel niet anders, ook niet als die omstandigheid wordt beoordeeld in samenhang met het verzuim als bedoeld onder a). Hoewel het hof – met de raadsman – constateert dat sprake is van een schending van het recht op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM, maakt dat ook in samenhang met de nalatigheid ten aanzien van het rechtshulpverzoek nog niet dat de eerlijkheid van het strafproces als geheel dusdanig is aangetast dat dit tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie dient te leiden. Daarbij geeft het hof mede gewicht aan de omstandigheid dat een overschrijding van de redelijke termijn, ook wanneer deze aanzienlijk is, volgens vaste rechtspraak in beginsel niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging leidt, maar tot vermindering van de op te leggen straf.
Het verweer wordt verworpen.

Strafbaarheid van de verdachte

Bij de beoordeling van de vraag of alle schuld (in de betekenis van verwijtbaarheid) ontbreekt, dient onderzocht te worden of aan de verdachte geen enkel verwijt kan worden gemaakt.
Mede door het tijdsverloop en het niet tijdig uitvoeren door het openbaar ministerie van het door de rechtbank (op verzoek van de verdediging) bevolen onderzoek naar camerabeelden en informatie van de luchthaven Zanderij te Suriname, zijn de precieze gang van zaken en handelwijze van de verdachte op het vliegveld Zanderij onvoldoende duidelijk komen vast te staan. Nu de verdachte aanvankelijk bij de rechter-commissaris heeft verklaard haar boodschappen op Zanderij zelf in de koffer te hebben gedaan en het hof het niet ongeloofwaardig acht dat het aanzienlijke gewicht van de koffer haar in de korte tijd tot de afgifte ervan bij de ‘gate’ is ontgaan, acht het hof het – in dit specifieke geval – aannemelijk dat de verdachte alle maatregelen heeft getroffen die in redelijkheid van haar konden worden gevergd om te bewerkstelligen dat haar bagage geen verdovende middelen zou bevatten. Dezelfde uitkomst geldt indien de verdovende middelen in de koffer zouden zijn gedaan, nadat de verdachte de koffer alsnog desgevraagd heeft afgegeven bij de ‘gate’ voor vervoer in het bagageruim.
Gelet op het voorgaande, is de verdachte ten aanzien van het impliciet subsidiair bewezen verklaarde niet strafbaar en dient zij derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. M.J.A. Duker en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 december 2018.
mr. M. Iedema en mr. B.A.A. Postma zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004303-16
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, op 24 december 2018.
Tegenwoordig zijn:
mr. G. Oldekamp, raadsheer,
mr. M.E. van Rijn, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. J.B. Develing, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de verdachte [naam ] uitroepen.
De verdachte is
wel / nietin de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Raadsman/raadsvrouw is
wel / nietaanwezig.
(zo ja:) naam raadsman/raadsvrouw en plaats:
Tolk is
wel / nietaanwezig. (zo ja:) naam tolk en taal:
De raadsheer spreekt het arrest uit.
De raadsheer geeft de verdachte kennis, dat daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.
(indien de VTE is verschenen)
De verdachte heeft
wel / geenafstand gedaan van recht aanwezig te zijn bij de uitspraak.
(indien VTE is gedetineerd)
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.