ECLI:NL:GHAMS:2018:4604

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 december 2018
Publicatiedatum
12 december 2018
Zaaknummer
23-003157-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake handel in verdovende middelen en witwassen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1980, was aangeklaagd voor handel in verdovende middelen en witwassen. Het hof heeft de zaak behandeld na eerdere zittingen op 17 januari 2018 en 27 november 2018. De tenlastelegging omvatte onder andere het verkopen en afleveren van cocaïne en MDMA, alsook het verhullen van de herkomst van een geldbedrag van €47.088,71. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 36 maanden opgelegd, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een zwaardere straf geëist van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden zonder voorwaardelijk deel, en heeft de in beslag genomen auto verbeurd verklaard. Het hof oordeelde dat de verdachte gedurende een lange periode betrokken was bij een goed georganiseerde drugshandel, waarbij hij samen met anderen handelde. De ernst van de feiten en de impact op de samenleving werden zwaar meegewogen in de strafmaat. Het hof heeft vastgesteld dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten, en dat het bewezen verklaarde strafbaar was onder de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003157-17
datum uitspraak: 11 december 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 augustus 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-669046-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 januari 2018 en 27 november 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 25 oktober 2013 tot en met 10 mei 2017 te Amstelveen en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht of afgeleverd of verstrekt (aan onder meer [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 6] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en)) of vervoerd een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA, in elk geval (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2:
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks 1 januari 2013 tot en met 10 januari 2017 te Amsterdam en/of Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- van een voorwerp, te weten een geldbedrag van 47.088,71, althans enig geldbedrag de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats heeft verborgen en/of verhuld, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig is uit enig misdrijf en/of
- een of meer voorwerp(en), te weten een auto (Toyota Yaris) (met verborgen ruimte) en/of een geldbedrag van 47.088,71 en/of 17.282,11 en/of 3900,-,
althans een of meer geldbedrag(en), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof ten aanzien van feit 1 tot een andere bewezenverklaring komt en een andere bewijsconstructie hanteert.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1

Standpunt openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft betoogd dat de handel in verdovende middelen gedurende de door de rechtbank bewezen verklaarde periode kan worden bewezen, nu meerdere kopers hebben verklaard dat zij minstens drie jaar bij onder meer de verdachte hun verdovende middelen hebben gekocht.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft betoogd dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van de ten laste gelegde drugshandel vóór 1 januari 2014, alsook in de tussenliggende periode 13 juli 2016 tot en met 11 augustus 2016 en de periode na 15 oktober 2016. Gedurende deze laatste twee periodes geldt volgens de raadsman in het bijzonder dat de verdachte geen wezenlijke, significante bijdrage heeft kunnen leveren aan de drugshandel, omdat hij in verband met gezondheidsproblematiek en (gedeeltelijk daarmee samenhangend) verblijf buitenslands in het geheel niet bij de handel in verdovende middelen betrokken is geweest.
Oordeel hof
Het hof is, anders dan de raadsman, van oordeel dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte zich in de periode vanaf 25 oktober 2013 met anderen bezig hield met de handel in verdovende middelen. Het hof verwijst daarvoor onder meer naar de bekennende verklaring van de verdachte dat hij vanaf eind 2013, begin 2014 bij de handel in verdovende middelen werd aangestuurd door [naam 7] (dossierpagina 1831). De stelling van de raadsman dat de verdachte met deze uitspraak niet heeft bedoeld een startdatum te
pinpointen, is door de verdediging niet nader geconcretiseerd en is ook overigens niet aannemelijk geworden. Het hof zal daarom deze verklaring van de verdachte gebruiken voor het bewijs.
Het hof is met de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging van oordeel dat er geen aanwijzingen zijn dat de verdachte na de aanhouding van de medeverdachten op 25 oktober 2016 de drugshandel heeft voortgezet. De verdachte zal dan ook van de periode na die aanhouding worden vrijgesproken.
Het voorgaande betekent dat bewezen zal worden verklaard, zakelijk samengevat, dat de verdachte op tijdstippen in de periode van 25 oktober 2013 tot en met 25 oktober 2016 met anderen heeft gehandeld in verdovende middelen. Het standpunt van de verdediging dat de verdachte gedurende die periode al dan niet voor een kortere tijd afwezig is geweest in verband met medische redenen of vakantie doet, zelfs indien die stelling wordt gevolgd, daaraan niet af. Uit de bewijsmiddelen volgt immers wettig en overtuigend dat de verdachte op tijdstippen
in de periodevan 25 oktober 2013 tot en met 25 oktober 2016 met anderen heeft gehandeld in verdovende middelen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op tijdstippen in de periode vanaf 25 oktober 2013 tot en met 25 oktober 2016 te Amstelveen en Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd aan onder meer [naam 3] en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en MDMA;
2:
hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 10 januari 2017 te Amsterdam en Amstelveen,
- tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag van € 47.088,71, de werkelijke aard en de herkomst heeft verhuld, voorhanden gehad, van dat geldbedrag gebruik heeft gemaakt,
- een voorwerp, te weten een auto (Toyota Yaris) heeft verworven, voorhanden gehad en van dat voorwerp gebruik heeft gemaakt,
- een geldbedrag van € 17.282,11 en € 2.989,02 heeft omgezet en/of van die geldbedragen gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dat dat voorwerp en die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
en
witwassen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank de in beslag genomen personenauto verbeurd verklaard.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van voorarrest en gevorderd dat de in beslag genomen personenauto wordt verbeurd verklaard.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft met zijn medeverdachten drie jaar lang gehandeld in harddrugs. De organisatie van de drugshandel was een geoliede machine. Alle kopers/afnemers van drugs belden hetzelfde nummer van de handelstelefoon, vervolgens werden zij op locatie bediend. De verdachte of een van de medeverdachten – al naar gelang wie de handelstelefoon op dat moment in zijn bezit had – beantwoordde de telefoontjes en gaf vervolgens instructies aan een medeverdachte om de verdovende middelen af te leveren op locatie aan degene die deze had besteld. De verdachte en zijn medeverdachten wisselden de verschillende functies/rollen onderling uit, al naar gelang het een ieder uitkwam. Het ging bovendien om een grootschalige drugshandel. Dat kan worden afgeleid uit de historische telefoongegevens waarin meer dan honderd verschillende contactpersonen zijn aangetroffen die de verdovende middelen bij de verdachte en de medeverdachten hebben gekocht.
Uit de verklaring van de verdachte blijkt dat het hem enkel en alleen ging om zelfverrijking, zonder acht te slaan op de belangen van de afnemers en de maatschappij. Gebruik van drugs als – in dit geval – cocaïne en MDMA is zeer schadelijk voor de gezondheid. De verdachte heeft dit door zijn langdurig strafbaar handelen in de hand gewerkt zonder zelf eerder tot inkeer te komen, hetgeen het hof de verdachte zwaar aanrekent. Dat mogelijk meerdere klanten voldoende inkomen hadden om de verdovende middelen aan te schaffen zonder zich aan (andersoortige) strafbare feiten schuldig te hoeven maken, doet aan de ernst van het verwijt aan de verdachte niet af.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 november 2018 is de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof heeft voorts gelet op de straf die in soortgelijke gevallen pleegt te worden opgelegd en die zijn weerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Daarin wordt bij een dealperiode van 6 tot 12 maanden een gevangenisstraf van 12 maanden genoemd, uitgaande van een alleen opererende dader. Daar komt bij dat de verdachte gedurende een lange periode zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen ten aanzien van geldbedragen en een auto. Dat maakt dat het hof ondanks het ontbreken van recidive aansluit bij de straf die is opgelegd aan medeverdachte Ferizi. Het hof acht een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden. Omdat de reclassering toezicht niet nodig acht, zal het hof daaraan – anders dan door de advocaat-generaal geëist – geen voorwaardelijk deel verbinden. In de persoonlijke omstandigheden zoals de verdachte die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht, waaronder het sinds enige tijd hebben van een baan, ziet het hof tot slot geen aanleiding om de straf te matigen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Beslag
Het onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met behulp van de in beslag genomen en niet teruggegeven auto (grijze Toyota Yaris met kenteken [kenteken] ). Die behoort de verdachte toe en zal daarom worden verbeurd verklaard.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
item 5318568: 1.00 STK Personenauto [kenteken] TOYOTA Yaris kl: grijs.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. A.F. van der Heide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 december 2018.