In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 mei 2017. De verdachte, geboren in voormalig Joegoslavië in 1981, was aangeklaagd voor handel in verdovende middelen, specifiek cocaïne, en witwassen. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf, die werd aangepast. Het hof gaf een andere bewijsmotivering en vulde de bewijsmiddelen aan. De zaak kwam aan het licht na verklaringen van meerdere getuigen die de verdachte identificeerden als hun dealer van verdovende middelen over een periode van drie jaar. De verdediging betwistte de betrouwbaarheid van deze getuigenverklaringen, maar het hof oordeelde dat de verklaringen voldoende bewijs boden voor de tenlastegelegde feiten. Het hof oordeelde dat de verdachte een actieve rol speelde in een goed georganiseerde drugshandel en dat hij ook betrokken was bij het witwassen van criminele opbrengsten. De strafmaat werd bepaald op 36 maanden gevangenisstraf, zonder voorwaardelijk deel, gezien de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte. Het hof benadrukte de schadelijkheid van het gebruik van harddrugs en de impact op de samenleving.