ECLI:NL:GHAMS:2018:4462
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Effectenlease en vernietiging van leaseovereenkomsten in het kader van verjaring en bewijsvermoeden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een civiele procedure betreffende effectenleaseovereenkomsten tussen de appellant en Dexia Nederland B.V. De appellant heeft in hoger beroep beroep gedaan op de vernietiging van de leaseovereenkomsten op grond van artikel 1:88 en 1:89 van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat de echtgenote van de appellant geen schriftelijke toestemming had gegeven voor het aangaan van de leaseovereenkomsten, waardoor deze vernietigbaar zijn. De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de verjaringstermijn is gestuit door een collectieve procedure die in 2003 tegen Dexia is aangespannen. Het hof heeft vastgesteld dat de feiten die door de kantonrechter zijn vastgesteld niet in geschil zijn en dat de appellant tijdig een opt-out verklaring heeft afgegeven, waardoor de WCAM-overeenkomst hem niet bindt. Het hof heeft de grieven van de appellant grotendeels gegrond verklaard en geoordeeld dat de leaseovereenkomsten II, III en IV vernietigbaar zijn. Het hof heeft Dexia opgedragen om te reageren op de vraag welke aandelen de appellant nog onder zich heeft en welke waarde deze aandelen hebben op de dag van vernietiging. De zaak is verwezen naar de rol van 8 januari 2019 voor verdere behandeling.