ECLI:NL:GHAMS:2018:4201

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2018
Publicatiedatum
15 november 2018
Zaaknummer
23-000015-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep tegen vonnis van de economische politierechter

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 30 december 2016 was gewezen. De verdachte was schuldig verklaard aan een overtreding van artikel 13, eerste lid, van de Flora- en faunawet, maar er was geen straf of maatregel opgelegd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Het hof heeft in zijn overwegingen de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep beoordeeld, met name in het licht van artikel 404, tweede lid, onder a, van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel bepaalt dat tegen vonnissen betreffende overtredingen geen hoger beroep openstaat voor de verdachte die geen straf of maatregel opgelegd heeft gekregen. Het hof concludeert dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep, omdat het vonnis betrekking heeft op een overtreding en er geen hoger beroep openstaat. De beslissing van het hof is dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000015-17
datum uitspraak: 16 oktober 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 december 2016 in de strafzaak onder parketnummer 81-071016-15 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1958,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 oktober 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van hetgeen door de verdachte, de raadsman en de advocaat-generaal naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Op 30 december 2016 is de verdachte door de economische politierechter schuldig verklaard zonder oplegging van straf voor het subsidiair ten laste gelegde, te weten een overtreding van artikel 13, eerste lid, van de Flora- en faunawet. De verdachte is daarbij vrijgesproken van het primair ten laste gelegde opzettelijk begaan van dit feit.
Uit de akte rechtsmiddel blijkt dat de verdachte op 30 december 2016 hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter.
Het hof dient eerst de vraag te beantwoorden of de verdachte ontvankelijk is in het door haar ingestelde hoger beroep, waarbij het acht slaat op het bepaalde in artikel 404, tweede lid, onder a, Sv alwaar met zoveel woorden staat dat tegen vonnissen betreffende overtredingen geen hoger beroep open staat voor de verdachte die met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel werd opgelegd. Voor de vraag of een vonnis een misdrijf of een overtreding betreft is, gelet op de tekst en strekking van het artikel, de bewezenverklaring bepalend en niet de wijze waarop de tenlastelegging is ingericht. [1]
Het door de verdachte ingestelde hoger beroep heeft betrekking op hetgeen door de economische politierechter bewezen is verklaard, te weten de overtreding. De verdachte is daaraan schuldig verklaard zonder oplegging van een straf of maatregel. Hetgeen in beslag genomen is, is aan de verdachte teruggegeven. Door het openbaar ministerie is geen hoger beroep ingesteld.
Bij deze stand van zaken staat tegen het vonnis geen hoger beroep open zodat de verdachte daarin niet kan worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. P.C. Römer en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van
mr. K. van der Togt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
16 oktober 2018.
mrs. Römer en Dantuma-Hieronymus zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Zie voor het op vergelijkbare wijze geredigeerde artikel 427 Sv : HR 24-04-2018, ECLI:NL:HR:2018:507 en HR 16-05-2006, ECLI:NL:HR:2006: AV2354 NJ 2007/312 m.nt. D.H. de Jong