ECLI:NL:HR:2006:AV2354
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid cassatieberoep na vrijspraak van primair tenlastegelegd misdrijf en veroordeling tot minder dan € 250,- geldboete voor subsidiair tenlastgelegde overtreding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 mei 2006 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep. De verdachte was vrijgesproken van het primair tenlastegelegde misdrijf, maar was wel veroordeeld tot een geldboete van € 100,- voor een subsidiair tenlastegelegde overtreding. De Hoge Raad overwoog dat, hoewel het cassatieberoep onbeperkt was ingesteld, niet was aangetoond dat de verdachte een rechtens te respecteren belang had bij het instellen van cassatie tegen de vrijspraak. Hierdoor werd aangenomen dat het beroep zich enkel richtte tegen de veroordeling voor de subsidiaire overtreding. De Hoge Raad concludeerde dat, gezien het feit dat de opgelegde geldboetes minder dan het in artikel 427, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering genoemde bedrag van € 250,- bedroegen, de verdachte niet-ontvankelijk moest worden verklaard in het cassatieberoep. De uitspraak volgde na een eerdere verwijzing van de zaak door de Hoge Raad en een hoger beroep bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waar de verdachte was veroordeeld voor overtredingen van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. De beslissing van de Hoge Raad was dat de verdachte niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn beroep.