ECLI:NL:GHAMS:2018:4183
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Gelijkwaardige cao-voorziening ex art. 7:673b BW en de relatie met ontslag na langdurige ziekte
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of een cao-voorziening van ABN AMRO, die premievrije voortzetting van pensioen en aanvulling op de WIA-uitkering biedt, kan worden aangemerkt als een gelijkwaardige voorziening in de zin van artikel 7:673b BW. De appellante, die van 1 april 2000 tot 1 september 2017 bij ABN AMRO in dienst was, was sinds 2012 arbeidsongeschikt en ontving een WIA/WGA-uitkering. Na haar ontslag op basis van langdurige arbeidsongeschiktheid, verzocht zij de kantonrechter om een transitievergoeding van € 37.372,- bruto, met wettelijke rente. De kantonrechter wees dit verzoek af, met de overweging dat de cao-voorziening als gelijkwaardige voorziening kan worden aangemerkt.
In hoger beroep heeft de appellante drie grieven ingediend, waarbij zij betoogde dat de cao-voorziening geen verband houdt met haar ontslag en dat dit leidt tot ongelijke behandeling van werknemers met en zonder handicap. Het hof oordeelde dat er voldoende verband bestaat tussen de cao-voorziening en het ontslag, en dat de cao-voorziening inderdaad als gelijkwaardig kan worden beschouwd. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en oordeelde dat de grieven van de appellante niet tot vernietiging konden leiden. De appellante werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
De uitspraak benadrukt de autonomie van cao-partijen en de noodzaak om cao-voorzieningen met terughoudendheid te toetsen. Het hof concludeerde dat de cao-voorziening voldoet aan de criteria van artikel 7:673b BW, en dat de appellante niet in een vergelijkbare situatie verkeert als een werknemer zonder WIA-uitkering, waardoor er geen sprake is van ongeoorloofd onderscheid.