ECLI:NL:HR:2020:480

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 maart 2020
Publicatiedatum
19 maart 2020
Zaaknummer
19/00498
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over cao-regeling en transitievergoeding in arbeidsrecht

In deze zaak heeft verzoekster, wonende te [woonplaats], cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de vraag of een cao-regeling die werknemers een suppletie en premievrije voortzetting van pensioen na twee jaar ziekte toekent, kan worden aangemerkt als een 'gelijkwaardige voorziening' in de zin van artikel 7:673b BW. Dit heeft implicaties voor de verplichting tot het betalen van een transitievergoeding. De Hoge Raad heeft de klachten van verzoekster over de beschikking van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en verzoekster in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 879,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris. De beschikking is gegeven op 20 maart 2020 en openbaar uitgesproken door raadsheer C.E. du Perron.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/00498
Datum20 maart 2020
BESCHIKKING
In de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: [verzoekster],
advocaat: K. Aantjes,
tegen
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: ABN AMRO,
advocaat: F.M. Dekker.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de beschikking in de zaak 6498950 EA VERZ 17-1056 van de kantonrechter te Amsterdam van 20 februari 2018;
de beschikking in de zaak 200.239.255/01 van het gerechtshof Amsterdam van 13 november 2018.
[verzoekster] heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit. ABN AMRO heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [verzoekster] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [verzoekster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van ABN AMRO begroot op € 879,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren M.V. Polak, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
20 maart 2020.