In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1999, was beschuldigd van medeplegen van woninginbraak op 12 juli 2015 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van diverse goederen, waaronder juwelen en elektronica, uit een woning aan de Noordhollandschkanaaldijk. Tijdens de zitting in hoger beroep op 10 juli 2018 heeft de raadsvrouw van de verdachte vrijspraak bepleit, onder verwijzing naar het ontbreken van bruikbare sporen tijdens het sporenonderzoek en de late ontdekking van bloedsporen in de woning. Het hof heeft echter vastgesteld dat de aangetroffen bloedsporen matchten met het DNA-profiel van de verdachte, wat leidde tot de conclusie dat hij betrokken was bij de inbraak. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij hij zich toegang tot de woning heeft verschaft door middel van braak en inklimming. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 14 dagen en een werkstraf van 50 uren. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten.