ECLI:NL:GHAMS:2018:3245

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 maart 2018
Publicatiedatum
6 september 2018
Zaaknummer
23-003908-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake feitelijke aanranding en ontucht met minderjarigen, verjaring en ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was aangeklaagd voor feitelijke aanranding en ontucht met drie minderjarige slachtoffers, waarbij het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk werd verklaard in de vervolging wegens verjaring van de feiten. De verdachte was eerder vrijgesproken door de rechtbank, maar het hof oordeelde dat de vrijspraak niet in hoger beroep kon worden aangevochten. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van meerdere zittingen en de verklaringen van de slachtoffers. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de ontuchtige handelingen met de slachtoffers, die in een kwetsbare positie verkeerden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder behandeling voor zijn autisme spectrum stoornis. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de schade die de slachtoffers hadden geleden door zijn handelen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003908-15
datum uitspraak: 27 maart 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 september 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-659091-14 tegen
[verdachte],
geboren te district [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1963,
adres: [adres] .

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 juni 2016, 14 april 2017, 13 maart 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
2. primair:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 1993 tot en met [geboortedatum 2] 2000 te Amsterdam, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1984, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig
- betasten/aanraken van de borst(en) en/of vagina en/of billen van die [slachtoffer 1] en/of
- schuren met zijn, verdachtes, penis over de buik van die [slachtoffer 1] en/of
- vervolgens klaarkomen op de buik van die [slachtoffer 1] en/of
- laten aanbrengen van een condoom om zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 1] en/of
- tonen van pornografische afbeeldingen aan die [slachtoffer 1] en/of
- zichzelf laten aftrekken in de aanwezigheid van die [slachtoffer 1] en/of
- leggen van de/een hand van die [slachtoffer 1] op zijn, verdachtes, penis en/of zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en/of
- zijn verdachtes penis laten insmeren/masseren door die [slachtoffer 1] ;
althans
(periode tot 16 jaar)
2. subsidiair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 1993 tot en met [geboortedatum 2] 2000 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, één of meermalen, (telkens) door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 1984) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, hebbende/is verdachte één of meermalen
- de borst(en) en/of vagina en/of billen van die [slachtoffer 1] betast en/of aangeraakt en/of gestreeld en/of
- de hand van die [slachtoffer 1] om zijn, verdachtes, penis gelegd en/of
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en/of
- zijn, verdachtes, penis laten masseren door die [slachtoffer 1] en/of
- zijn, verdachtes, penis laten crèmen (insmeren met crème) door die [slachtoffer 1] en/of
- met zijn, verdachtes, penis over de buik van die [slachtoffer 1] geschuurd en/of
- ( vervolgens) klaargekomen op de buik van die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] een condoom om zijn, verdachtes, penis laten doen en/of
- die [slachtoffer 1] pornografische afbeeldingen laten zien en/of
- zich afgetrokken in de aanwezigheid van die [slachtoffer 1]
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat
- het leeftijdsverschil tussen die [slachtoffer 1] en verdachte aanzienlijk was (21 jaar) en/of
- verdachte de oom van die [slachtoffer 1] is en/of
- die [slachtoffer 1] bij verdachte in huis woonde en/of
- verdachte wist en/of gebruik heeft gemaakt van het feit dat die [slachtoffer 1] een kwetsbaar meisje was en/of
- verdachte die [slachtoffer 1] onverhoeds heeft benaderd,
waarbij voornoemde handeling(en) plaatsvonden in de woning van verdachte en van die [slachtoffer 1] , hetgeen voor die [slachtoffer 1] een zodanige bedreigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zich niet, althans onvoldoende aan seksuele handelingen met verdachte kon onttrekken en/of durfde te onttrekken;
3:
(periode vanaf 18 tot 20 jaar)
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van [geboortedatum 2] 2002 tot en met [geboortedatum 2] 2004 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, één- of meermalen, (telkens) door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 1984) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, hebbende/is verdachte één- of meermalen
- de borst(en) en/of vagina en/of billen van die [slachtoffer 1] betast en/of aangeraakt en/of gestreeld en/of geaaid en/of
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en/of
- zijn, verdachtes, penis laten masseren door die [slachtoffer 1] en/of
- zijn, verdachtes, penis laten crèmen (insmeren met crème) door die [slachtoffer 1] en/of
- met zijn, verdachtes, penis over de buik van die [slachtoffer 1] geschuurd en/of
- ( vervolgens) klaargekomen op de buik van die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] een condoom om zijn, verdachtes, penis laten doen en/of
- zijn, verdachtes, tong in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd ('leren tongzoenen') en/of
- met zijn, verdachtes, mond en/of vinger(s) rondjes om de tepels van die [slachtoffer 1] gedraaid en/of
- body to body massage gegeven aan die [slachtoffer 1]
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat
- het leeftijdsverschil tussen die [slachtoffer 1] en verdachte aanzienlijk was (21 jaar) en/of
- verdachte de oom van die [slachtoffer 1] is en/of
- die [slachtoffer 1] bij verdachte in huis woonde en/of
- verdachte wist en/of gebruik heeft gemaakt van het feit dat die [slachtoffer 1] een kwetsbaar meisje was en/of
- verdachte die [slachtoffer 1] onverhoeds heeft benaderd,
waarbij voornoemde handeling(en) plaatsvonden in de woning van verdachte en van die [slachtoffer 1] , hetgeen voor die [slachtoffer 1] een zodanige bedreigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zich niet, althans onvoldoende aan seksuele handelingen met verdachte kon onttrekken en/of durfde te onttrekken;
4. primair:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 1998 tot en met 31 december 2004 te Amsterdam, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig
- tonen van pornografische afbeeldingen aan die [slachtoffer 2] en/of
- leggen van de/een hand van die [slachtoffer 2] op zijn, verdachte's, penis en/of
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 2] en/of
- zijn verdachtes penis laten insmeren/masseren door die [slachtoffer 2] ;
althans
4. subsidiair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 1998 tot en met 31 december 2004 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, één of meermalen, (telkens) door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] 1992) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, hebben verdachte één of meermalen
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 2] en/of
- zijn, verdachtes, penis laten masseren door die [slachtoffer 2] en/of
- zijn, verdachtes, penis laten crèmen (insmeren met crème) door die [slachtoffer 2] en/of
- die [slachtoffer 2] pornografische afbeeldingen laten zien en/of
- in zijn, verdachtes, badjas rond gelopen (terwijl hij naakt was en de badjas openhing) in de aanwezigheid van die [slachtoffer 2]
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat
- het leeftijdsverschil tussen die [slachtoffer 2] en verdachte aanzienlijk was (29 jaar) en/of
- verdachte de oom van die [slachtoffer 2] is en/of
- die [slachtoffer 2] bij verdachte logeerde en/of
- de verdachte wist en/of gebruik heeft gemaakt van het feit dat die [slachtoffer 2] een kwetsbaar meisje was en/of
- verdachte die [slachtoffer 2] onverhoeds heeft benaderd,
waarbij voornoemde handeling(en) plaatsvonden in de woning van verdachte, hetgeen voor die [slachtoffer 2] een zodanige bedreigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zich niet, althans onvoldoende aan seksuele handelingen met verdachte kon onttrekken en/of durfde te onttrekken;
5.
primair:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 1993 tot en met 15 oktober 2001 te Amsterdam, met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 4] 1985, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig
- betasten/aanraken van de borst(en) van die [slachtoffer 3] en/of
- tonen van pornografische afbeeldingen aan die [slachtoffer 3] en/of
- leggen van de/een hand van die [slachtoffer 3] op zijn, verdachtes, penis en/of
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 3] en/of
- zijn verdachtes penis laten insmeren/masseren door die [slachtoffer 3] en/of
- laten aanbrengen van een condoom om zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 3] en/of;
althans
5. subsidiair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 1993 tot en met 31 december 2004 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, één of meermalen, (telkens) door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 4] 1985) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, hebbende verdachte één of meermalen
- de borst(en) van die [slachtoffer 3] betast en/of aangeraakt en/of gestreeld en/of geaaid en/of
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 3] en/of
- zijn, verdachtes, penis laten masseren door die [slachtoffer 3] en/of
- zijn, verdachtes, penis laten crèmen (insmeren met crème) door die [slachtoffer 3] en/of
- die [slachtoffer 3] pornografische afbeeldingen laten zien en/of
- in zijn, verdachtes, badjas rond gelopen (terwijl hij naakt was en de badjas openhing) in de aanwezigheid van die [slachtoffer 3] en/of
- zijn, verdachtes, penis aan die [slachtoffer 3] laten zien en/of
- die [slachtoffer 3] een condoom om zijn, verdachtes, penis laten doen en/of
- die [slachtoffer 3] penis en/of ballen laten scheren
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat
- het leeftijdsverschil tussen die [slachtoffer 3] en verdachte aanzienlijk was (22 jaar) en/of
- verdachte de oom van die [slachtoffer 3] is en/of
- die [slachtoffer 3] bij verdachte logeerde en/of
- verdachte wist en/of gebruik heeft gemaakt van het feit dat die [slachtoffer 3] een kwetsbaar meisje was en/of
- verdachte die [slachtoffer 3] onverhoeds heeft benaderd,
waarbij voornoemde handeling(en) plaatsvonden in de woning van verdachte, hetgeen voor die [slachtoffer 3] een zodanige bedreigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zich niet, althans onvoldoende aan seksuele handelingen met verdachte kon onttrekken en/of durfde te onttrekken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging

De verdachte is na wijziging van de tenlastelegging onder 2 primair ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 1 januari 1993 tot en met [geboortedatum 2] 2000 schuldig heeft gemaakt aan ontucht, buiten echt, met iemand die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt zoals strafbaar gesteld in artikel 247 Wetboek van Strafrecht (Sr). Ter beoordeling staat de vraag of het openbaar ministerie, gelet op de verjaringsbepalingen, in de vervolging van dit feit, dat in hoger beroep bij wijze van een wijziging aan de tenlastelegging is toegevoegd, kan worden ontvangen. Daarbij stelt het hof voorop dat volgens bestendige rechtspraak een wijziging van de tenlastelegging in de vorm van toevoeging van een feit dat ten tijde van de vordering tot wijziging is verjaard in het algemeen niet aan het vervolgingsrecht ten aanzien van dat feit in de weg hoeft te staan. Dan is immers de maatstaf dat de daad van vervolging ten aanzien van het reeds ten laste gelegde feit geacht kan worden ook de verjaring van het toegevoegde feit te hebben gestuit. Dat is anders in het geval het feit waarmee de tenlastelegging is uitgebreid reeds was verjaard ten tijde van het uitbrengen van de inleidende dagvaarding. Die vraag is in de onderhavige zaak aan de orde.
Het misdrijf als bedoeld in artikel 247 Sr werd ten tijde van het ten laste gelegde handelen bedreigd met – voor zover hier relevant – gevangenisstraf voor de duur van maximaal zes jaren. Ingevolge artikel 70 lid 1, aanhef en sub 3, Sr dat sinds de in de tenlastelegging opgenomen periode niet is gewijzigd, vervalt het recht op strafvordering door verjaring mitsdien in twaalf jaren. Ingevolge art. 71, aanhef en sub 3, Sr vangt sinds de datum van inwerkingtreding van deze bepaling, te weten 1 september 1994, de termijn van verjaring bij het misdrijf omschreven in art. 247 Sr, voor zover gepleegd ten aanzien van een minderjarige, aan op de dag na die waarop die persoon achttien jaren is geworden.
Op grond van de op deze wijziging toepasselijke overgangsbepalingen is deze bepaling ook van toepassing op strafbare feiten die gepleegd zijn vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet.
Op 26 september 2002 heeft de in de tenlastelegging genoemde persoon [slachtoffer 3] de leeftijd van achttien jaren bereikt en derhalve is de verjaringstermijn op 27 september 2002 aangevangen en op 26 september 2014 geëindigd. Op 11 augustus 2015 is de dagvaarding in eerste aanleg aan de verdachte betekend, welke handeling als de eerste daad van vervolging dient te worden aangemerkt. Door deze handeling van het openbaar ministerie kon de verjaring ten aanzien van feit 2 primair, zoals thans opgenomen in de tenlastelegging, niet meer worden gestuit.
Gelet op het vorenstaande stelt het hof vast dat de vervolging pas is ingesteld op het moment dat het misdrijf van artikel 247 Sr reeds was verjaard. Het openbaar ministerie is daarom niet ontvankelijk in de vervolging voor het onder 2 primair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van het overige deel van de tenlastelegging, voor zover in hoger beroep aan de orde, kan het openbaar ministerie wel worden ontvangen in de vervolging.
Vordering van het openbaar ministerie ten aanzien van het onder 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde
De advocaat-generaal heeft tot bewezenverklaring gerekwireerd van het onder 3 alsmede – bij wijze van subsidiair standpunt – van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit (telkens: feitelijke aanranding, artikel 246 Sr). Daartoe heeft zij onder verwijzing naar de tenlastelegging gewezen op het leeftijdsverschil tussen het slachtoffer en de verdachte, het feit dat de verdachte de oom is van het slachtoffer en de omstandigheid dat de verdachte wist dat het slachtoffer een kwetsbaar meisje was.

Vrijspraak van het onder 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde

Volgens vaste rechtspraak kan sprake zijn van “door een feitelijkheid dwingen” als bedoeld in artikel 246 Sr indien de verdachte opzettelijk een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend of het slachtoffer in een zodanige afhankelijkheidssituatie heeft gebracht dat het slachtoffer zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen heeft kunnen verzetten, of dat de verdachte het slachtoffer heeft gebracht in een zodanige door hem veroorzaakte (bedreigende) situatie dat het slachtoffer zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken (vgl. HR 27 augustus 2013, ECLI:NL:HR:2013:494 en HR 2 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH5725).
Uitgaand van deze maatstaf is het hof anders dan de advocaat-generaal van oordeel dat de enkele omstandigheid dat de verdachte wist dat het slachtoffer een kwetsbaar meisje was op zichzelf beschouwd geen “feitelijkheid” als hiervoor bedoeld oplevert. Ten aanzien van het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen de verdachte en het slachtoffer en het feit dat de verdachte de oom is van het slachtoffer merkt het hof op dat het bestaan van dwang door dergelijke feitelijkheden niet enkel kan worden afgeleid uit de tussen de verdachte en het slachtoffer bestaande feitelijke verhouding en het daaruit voortvloeiende overwicht van de verdachte op het slachtoffer. Noch is voldoende het aanzienlijke leeftijdsverschil.
Ook indien de ten laste gelegde feitelijkheden in hun onderling verband en samenhang worden beschouwd, kan dit niet leiden tot de slotsom dat sprake is geweest van een dwangsituatie als bedoeld in artikel 246 Sr.
De verklaringen van de verdachte en van de aangeefster moeten leiden tot de conclusie dat gedurende lange tijd met een zekere regelmaat door de verdachte ontucht is gepleegd. Hij had daarbij overwicht waarvan hij in dat kader misbruik heeft gemaakt. Dat biedt echter onvoldoende grond voor het oordeel dat sprake is geweest van aanranding zoals onder 2 subsidiair en 3 is tenlastegelegd. Mitsdien is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 subsidiair en 3 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 4 primair en 5 primair ten laste gelegde
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ontkend met de slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] meermalen ontuchtige handelingen te hebben gepleegd. Daartoe heeft hij verklaard dat bij beide slachtoffers sprake is geweest van een eenmalige gebeurtenis met een ontuchtig karakter.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Voornoemde slachtoffers hebben in hun aangifte verklaard dat de verdachte met hen regelmatig ontuchtige handelingen pleegde als zij in het huis van de verdachte op bezoek kwamen. Het hof heeft geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen te twijfelen.
De verdachte heeft bij verschillende gelegenheden, tijdens het verhoor bij de politie, ter terechtzitting in eerste aanleg en, laatstelijk ter terechtzitting in hoger beroep, telkens verklaard met het slachtoffer [slachtoffer 1] over een langere periode van vele jaren meermalen ontuchtige handelingen te hebben gepleegd. Uit de verklaringen van de beide andere aangeefsters blijkt dat de handelwijze van de verdachte voorafgaand aan en tijdens de ontuchtige handelingen op significante punten en in belangrijke mate dezelfde was als bij de ontucht gepleegd met hun zus [slachtoffer 1] . Het gaat daarbij om het in huis rondlopen met een open althans openvallende badjas waardoor het geslachtsdeel van de verdachte zichtbaar was, het tonen van pornografische afbeeldingen aan de slachtoffers en het vervolgens laten masseren van zijn penis met Nivea crème. Aldus is sprake van een telkens terugkerende modus operandi. Hieraan komt betekenis toe in de bewijslevering. De verdachte heeft immers erkend op deze wijze zijn nichtje [slachtoffer 1] steeds seksueel te hebben benaderd en er is sprake van een handelwijze waarover door alle drie de aangeefsters is verklaard. Dit leidt het hof ertoe dat het de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in hun samenhang zal bezigen voor het bewijs van het onder 4 primair en 5 primair tenlastegelegde.
Daar komt bij dat uit een document dat is opgemaakt door enkele ouderlingen van de gemeenschap van Jehova’s getuigen waarvan de verdachte deel uitmaakte, blijkt dat de verdachte met hen heeft besproken dat alle drie de genoemde aangeefsters het slachtoffer zijn geweest van door hem gepleegd misbruik. Dit document, een verslag van gesprekken gevoerd in december 2013, vermeldt dat de verdachte geen frequentie heeft kunnen noemen maar dat hij heeft “toegegeven dat het vaak is gebeurd met allemaal”. Ook van de hiervoor beschreven werkwijze bij de ontucht wordt hierin melding gemaakt. Dit document dat deel uitmaakt van de bewijsmiddelen is mede redengevend voor de bewezenverklaring.
Gelet hierop acht het hof de verklaring van de verdachte dat het bij voornoemde slachtoffers slechts bij één incident is gebleven volstrekt ongeloofwaardig, te meer nu de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard de verweten gedragingen puur uit eigen genot te hebben verricht.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 primair en 5 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
4 primair:
hij in de periode van 1 januari 1998 tot en met 31 december 2004 te Amsterdam, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig
- tonen van pornografische afbeeldingen aan die [slachtoffer 2] en
- leggen van de hand van die [slachtoffer 2] op zijn penis en
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 2] en
- zijn penis laten insmeren/masseren door die [slachtoffer 2] ;
5
primair:
hij in de periode van 1 januari 1993 tot en met 14 oktober 2001 te Amsterdam, met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 4] 1985, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig
- betasten van de borsten van die [slachtoffer 3] en
- tonen van pornografische afbeeldingen aan die [slachtoffer 3] en
- leggen van de hand van die [slachtoffer 3] op zijn penis en
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 3] en
- zijn penis laten insmeren/masseren door die [slachtoffer 3] en
- laten aanbrengen van een condoom om zijn penis door die [slachtoffer 3] .
Hetgeen onder 4 primair en 5 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 4 primair en 5 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 4 primair en 5 primair bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen,
meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 4 primair en 5 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 2 primair, 3, 4 primair en 5 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden dat de verdachte een meldplicht naleeft, zich op ambulante basis laat behandelen in het Leo Kannerhuis en een contactverbod naleeft ten aanzien van de slachtoffers.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft gedurende een lange periode met grote regelmaat ontuchtige handelingen gepleegd met zijn destijds minderjarige nichtjes, die in een kwetsbare positie verkeerden. Zij waren in verband met een problematische gezinssituatie in Suriname met hun moeder noodgedwongen naar Nederland verhuisd. Het seksueel misbruik vond thuis bij de verdachte plaats, een plek waar de slachtoffers onder meer tijdens hun schoolvakanties naartoe werden gebracht en zich veilig en geborgen hadden moeten kunnen voelen. Door zo te handelen heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, die bovendien gelet op de familierelatie vertrouwen in hem mochten stellen. De verdachte heeft zich laten leiden door zijn eigen seksuele gevoelens en in het geheel geen rekening gehouden met de uiterst nadelige psychische gevolgen die jonge kinderen van dergelijk handelen kunnen ondervinden.
Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat beide slachtoffers nog lang nadelige psychische gevolgen hebben ondervonden van hetgeen hen is overkomen en dat de gedragingen van de verdachte nog steeds een enorme impact op hen hebben.
Gelet op de ernst van de gedragingen van de verdachte dient – vooral ter vergelding van het leed dat de slachtoffers is aangedaan – een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te worden opgelegd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 februari 2018 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld. Daarmee houdt het hof in positieve zin rekening. Het hof heeft tevens acht geslagen op de met betrekking tot de persoon van de verdachte opgemaakte rapporten, te weten twee Pro Justitia rapporten opgemaakt door [naam 1] , psychiater, onder supervisie van [naam 2] , psychiater, van 22 november 2016 en 1 september 2017, en twee Pro Justitia rapporten opgemaakt door [naam 3] , psycholoog, van 28 november 2016 en 6 september 2017. Uit deze rapporten blijkt dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een autisme spectrum stoornis en in de vorm van exhibitionisme, hetgeen invloed heeft gehad op de ten laste gelegde feiten. Het hof neemt deze conclusies van de deskundigen over en zal conform hun advies de verdachte de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toerekenen.
Geadviseerd wordt bovendien dat de verdachte een behandeling ondergaat die gericht is op zijn autistische trekken in het algemeen en het seksueel misbruik in het bijzonder, welke behandeling volgens de deskundigen in een in autisme gespecialiseerd instituut zoals het Leo Kannerhuis dient plaats te vinden. Hierin ziet het hof aanleiding een deel van de passend geachte gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen en daaraan bijzondere voorwaarden te verbinden.
Wat betreft de door de advocaat-generaal gevorderde proeftijd overweegt het hof dat in het kader van de strafoplegging de regels voor de voorwaardelijke veroordeling dienen te worden toegepast zoals deze golden ten tijde van de bewezenverklaarde feiten. Met betrekking tot de algemene voorwaarde betekent dit dat een proeftijd van maximaal twee jaren kan worden opgelegd. Dit geldt ook voor de bijzondere voorwaarde (ook wel bekend als de “gedragsvoorwaarde”) waarvan toepassing door de advocaat-generaal is gevorderd. Reeds hierom zal het hof bepalen dat de proeftijd twee jaren bedraagt.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 5.502,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 2 primair en 3 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 1.664,20. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. Het hof vat de vordering zo op dat een bedrag van € 1.500,00 aan immateriële schade wordt gevorderd en dat voorts is verzocht om een beslissing ten aanzien van de proceskosten ten bedrage van € 164,20 op de voet van artikel 592a Sv.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering. Daarnaast heeft de benadeelde partij aanvullend vergoeding van de proceskosten van € 105,79 gevorderd, die ten behoeve van onderhavige zaak in hoger beroep zijn gemaakt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij de vordering van de benadeelde partij reeds heeft voldaan. Dit is namens de benadeelde partij door haar advocaat bevestigd. Hierin ziet het hof aanleiding af te zien van de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 1.601,56. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. Het hof vat de vordering zo op dat een bedrag van € 1.500,00 aan immateriële schade wordt gevorderd en dat voorts is verzocht om een beslissing ten aanzien van de proceskosten ten bedrage van € 101,56 op de voet van artikel 592a Sv.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering. Daarnaast heeft de benadeelde partij vergoeding van de proceskosten van € 105,79 gevorderd, die ten behoeve van onderhavige zaak in hoger beroep zijn gemaakt.
De zogeheten Wet-Terwee, die de benadeelde partij een onbeperkte bevoegdheid heeft gegeven tot vordering van geleden schade en waarbij de schadevergoedingsmaatregel in het Wetboek van Strafrecht is geïntroduceerd, is voor het arrondissement Amsterdam op [geboortedatum 3] 1995 in werking getreden. De bewezenverklaarde periode begint op 1 januari 1993. Het hof zal daarom de vordering van de benadeelde partij voor de periode 1 januari 1993 tot [geboortedatum 3] 1995 aanmerken als een vordering van de beledigde partij waarvoor een maximumbedrag van 1500 gulden (€ 680,67) gold.
Nu de bewezenverklaarde periode als geheel zich uitstrekt tot 14 oktober 2001, het voor de gehele periode om een relatief bescheiden vordering gaat en, zoals hierna zal blijken, geen schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd zal het hof om proceseconomische redenen geen onderscheid maken in de vorderingen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 5 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij de vordering van de benadeelde partij reeds heeft voldaan. Dit is namens de benadeelde partij door haar advocaat bevestigd. Hierin ziet het hof aanleiding af te zien van de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het onder 2 primair ten laste gelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 4 primair en 5 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 4 primair en 5 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
5 (vijf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt ofwel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van het Leo Kannerhuis, een behandel- en kenniscentrum voor autisme, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling vast te stellen.
  • de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd op dagen/tijdstippen te melden bij Reclassering Nederland, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van die straf in mindering zal worden gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de verdachte en de benadeelde partij elk hun kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 4 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 269,99 (tweehonderdnegenenzestig euro en negenennegentig cent).
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ter zake van het onder 5 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 207,35 (tweehonderdzeven euro en vijfendertig cent).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. R.M. Steinhaus en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. O.F. Qane, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 maart 2018.
[....]