Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
BESCHIKKING
[veroordeelde],
Beslissing
toeen stelt de duur van de lijfsdwang vast op
120 (honderdtwintig) dagen.
Gerechtshof Amsterdam
Op 14 augustus 2018 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang op basis van artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering. De vordering was ingediend op 11 juni 2018, omdat de veroordeelde nog een openstaand bedrag van € 17.499,52 had uit een eerder ontnemingsarrest. Dit arrest, dat op 26 juni 2015 was uitgesproken, verplichtte de veroordeelde tot betaling van een bedrag van € 20.525,03 aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Deze ontnemingsmaatregel was op 28 juni 2016 onherroepelijk geworden.
Tijdens de behandeling van de vordering in openbare raadkamer was de veroordeelde, die behoorlijk was opgeroepen, niet verschenen. De advocaat-generaal heeft de vordering gehandhaafd. Het hof constateerde dat de veroordeelde niet had voldaan aan de betalingsverplichting en dat het CJIB, dat de ontnemingsmaatregel ter executie had overgedragen, geen bekend adres van de veroordeelde kon achterhalen. De veroordeelde had zijn verblijfplaats verlaten, waardoor de mogelijkheden voor incasso van de opgelegde maatregel waren beperkt.
Gelet op deze omstandigheden heeft het hof besloten om de vordering van het openbaar ministerie toe te wijzen en verlof te verlenen tot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang voor de duur van 120 dagen. De beschikking is gegeven door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 augustus 2018.