ECLI:NL:GHAMS:2018:3214

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 augustus 2018
Publicatiedatum
4 september 2018
Zaaknummer
23-004554-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep na bedreiging met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor bedreiging met geweld, maar heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep op 14 augustus 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De tenlastelegging betrof bedreiging van twee slachtoffers, waarbij de verdachte zou hebben gedreigd met ernstige gevolgen. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van de getuigen en slachtoffers onderling verschillen, wat leidt tot onvoldoende bewijs voor de beschuldigingen. De verdachte heeft weliswaar erkend dat zij de slachtoffers heeft aangesproken, maar ontkent de bedreigingen zoals in de tenlastelegging beschreven. Het hof oordeelt dat er niet wettig en overtuigend bewijs is voor de tenlastelegging en spreekt de verdachte vrij. Daarnaast heeft de benadeelde partij, een van de slachtoffers, een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar omdat de verdachte niet schuldig is bevonden, wordt deze vordering niet-ontvankelijk verklaard. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en spreekt de verdachte vrij van alle beschuldigingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004554-16
datum uitspraak: 28 augustus 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 28 november 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-181158-15 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
14 augustus 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
zij op 07 juli 2015 te Enkhuizen, gemeente Enkhuizen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (een kind) [slachtoffer 1] (2007)(hardhandig) vastgepakt en/of (vervolgens) tegen [slachtoffer 1] geroepen/ gezegd "Als je haar nog een keer pijn doet dan steek ik je dood" en/of "Dan kom ik bij je thuis en maak ik je dood en dan zijn papa en mama ook dood" en/of "nog een keer en ik steek je neer "(vervolgens) tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] geroepen/gezegd "Als jouw kind mijn kind nog een keer pest, dan stuur ik mijn hele familie op je af" en/of "Nog een keer en ik maak je dochter af";
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
De verdachte heeft erkend dat zij [slachtoffer 1] op haar gedrag heeft aangesproken en dat zij dit beter niet had kunnen doen, maar zij heeft steeds ten stelligste ontkend dat zij bedreigingen heeft geuit op de wijze zoals beschreven in de tenlastelegging. Het hof constateert dat de verklaringen die de getuige [getuige] en de aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben afgelegd onderling verschillen ten aanzien van de wijze waarop de bedreiging zou hebben plaatsgevonden. Bovendien hebben [getuige] en [slachtoffer 2] op verschillende momenten verschillend verklaard. [getuige] heeft bij haar tweede verhoor bij de politie op 4 juli 2016 bovendien verklaard dat zij niet heeft gezien dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft vastgepakt.
De getuigenverklaringen bieden hiermee onvoldoende basis voor de overtuiging dat de verdachte het ten laste gelegde zou hebben begaan.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 312,95. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 212,95. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom niet in de vordering worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. M.J.G.B. Heutink, in tegenwoordigheid van
mr. K. van der Togt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
28 augustus 2018.
Mr. J.D.L. Nuis is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.