Uitspraak
De feiten en de rechtsgang
.Het hof heeft voorts kennisgenomen van de stukken betrekking hebbend op de
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 juni 2018 in raadkamer een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte behandeld. De verdachte, geboren in 1966 en momenteel verblijvende in het huis van bewaring te Nieuwegein, had verzocht om schorsing van zijn voorlopige hechtenis. Dit verzoek was gebaseerd op de noodzaak om zijn gezin financieel en pedagogisch te ondersteunen en zijn intentie om na invrijheidstelling zijn eigen bedrijf weer op te starten.
Het hof heeft het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. De raadsman van de verdachte had aangevoerd dat er sprake was van zwaarwegende persoonlijke omstandigheden, maar het hof oordeelde dat deze omstandigheden onvoldoende waren om tot schorsing over te gaan. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar wegens grootschalige invoer van cocaïne in georganiseerd verband, en er was sprake van een twaalfjaarsgrond.
Het hof benadrukte dat, hoewel de situatie in hoger beroep onwenselijk was en er weinig zicht was op de voortgang van de zaak, dit niet leidde tot een andere beslissing. De beschikking werd gegeven door de voorzitter en twee raadsheren, en de advocaat-generaal bracht de beschikking ter kennis van de verdachte. De beslissing om het verzoek af te wijzen werd op 6 juni 2018 genomen.