ECLI:NL:GHAMS:2018:2678
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van voorlopige hechtenis en schorsingsverzoek in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 juni 2018 in raadkamer uitspraak gedaan over het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 2000 en thans verblijvende in een jeugdinrichting, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, die op 2 mei 2018 een bevel tot gevangenhouding had gegeven. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de raadsman van de verdachte een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis ingediend.
Het hof heeft de relevante stukken en de justitiële documentatie van de verdachte bestudeerd en gehoord de advocaat-generaal en de verdachte zelf. Het hof heeft vastgesteld dat er geen omstandigheden zijn die een schorsing van de voorlopige hechtenis rechtvaardigen. De raadsman had verwezen naar de LOVS-oriëntatiepunten, maar het hof oordeelde dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis doorbrengt niet evident buiten de gebruikelijke bandbreedte van straffen valt.
Gezien de justitiële documentatie en het bestaande recidivegevaar, heeft het hof besloten het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af te wijzen. De beschikking van de rechtbank is bevestigd voor zover deze aan het oordeel van het hof was onderworpen. De beslissing is op 6 juni 2018 genomen door de voorzitter en twee raadsheren, in aanwezigheid van de griffier.