ECLI:NL:GHAMS:2018:2677

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 juni 2018
Publicatiedatum
30 juli 2018
Zaaknummer
15/870233-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van voorlopige hechtenis in hoger beroep na woningoverval

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 8 mei 2018, die een bevel tot gevangenhouding van de verdachte inhield. De verdachte, geboren in 1992 en thans verblijvende in het Justitieel Complex Zaanstad, had hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de raadsman van de verdachte een mondeling verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis gedaan.

Het hof heeft de beschikking waarvan beroep beoordeeld en is van mening dat de ernstige bezwaren tegen de verdachte, die betrokken is bij een woningoverval, de rechtsorde schokken. Het hof oordeelt dat de omstandigheid dat de verdachte op een later tijdstip is aangehouden dan de verdenking jegens hem is gerezen, niet betekent dat er geen geschokte rechtsorde meer is. Het hof stelt vast dat het belang van de rechtsorde pas op het moment van aanhouding van de verdachte gaat spelen, en dat er publieke verontwaardiging kan ontstaan als de verdachte op vrije voeten zou komen.

Daarnaast heeft het hof overwogen dat de verdachte een strafblad heeft met geweldsdelicten, wat de recidivegrond versterkt. Het hof concludeert dat er geen evidente vormverzuimen zijn die de straftoemeting zouden beïnvloeden. Het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis is afgewezen, omdat er geen zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden zijn gebleken die een schorsing zouden rechtvaardigen.

De beslissing van het hof is om het beroep tegen de bestreden beschikking af te wijzen, evenals het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring Justitieel Complex Zaanstad,
tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 8 mei 2018, voor zover houdende bevel tot zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 9 mei 2018, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. M.J. van Rooij.
Bij de behandeling in raadkamer heeft de raadsman namens de verdachte een mondeling schorsingsverzoek gedaan.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de gronden waarop deze berust, met uitzondering van de onderzoekgrond. Deze komt te vervallen.
Wat betreft de ernstige bezwaren sluit het hof zich aan bij wat de rechtbank hieromtrent heeft overwogen.
Een woningoverval schokt de rechtsorde. De omstandigheid dat iemand op een later tijdstip is aangehouden dan de verdenking jegens hem is gerezen – ook al had dit eerder gekund – brengt niet mee dat reeds daardoor niet langer sprake is van een geschokte rechtsorde. Het hof is van oordeel dat in dit geval het belang van deze grond ten aanzien van de verdachte pas op het moment van aanhouding van de verdachte gaat spelen, in die zin dat vanaf dat moment in meer of mindere mate publieke verontwaardiging zou kunnen ontstaan wanneer de verdachte van een feit als het onderhavige op vrije voeten zou komen. Nu de verdachte een strafblad heeft ten aanzien van geweldsdelicten acht het hof de recidivegrond eveneens aanwezig.
De vraag of er sprake is van vormverzuimen die op enige manier van invloed zouden kunnen zijn op de straftoemeting dient in beginsel pas bij de inhoudelijke behandeling aan de orde te komen. Dat kan anders zijn indien er sprake is van evidente vormverzuimen, maar dat is hier niet het geval. Het hof acht een situatie zoals bedoeld in artikel 67a, derde lid, Sv niet aanwezig.
Met betrekking tot het door de verdachte mondeling gedane verzoek tot schorsing overweegt het hof dat er sprake is van een zeer ernstig feit en een geschokte rechtsorde. Onder die omstandigheden kan van een schorsing alleen sprake zijn als zich zeer bijzondere
persoonlijke omstandigheden voordoen. Daarvan is niet gebleken. Om die reden zal het hof het verzoek van de verdachte afwijzen.

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 6 juni 2018 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. M.M.H.P. Houben en F.A. Hartsuiker, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S. Grote Ganseij als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 6 juni 2018,
de advocaat-generaal