ECLI:NL:GHAMS:2018:2421

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2018
Publicatiedatum
12 juli 2018
Zaaknummer
23-000855-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak in mensenhandelzaak met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vrijspraak van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van mensenhandel met betrekking tot de minderjarigen [N.I.] en [R.I.]. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte ontvankelijk verklaard, maar heeft geoordeeld dat de vrijspraak van de rechtbank in stand blijft. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De verdachte was beschuldigd van het werven, vervoeren en huisvesten van de minderjarigen met het oogmerk van uitbuiting, maar het hof concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de prostitutiewerkzaamheden van de minderjarigen. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlasteleggingen en het vonnis van de rechtbank vernietigd voor het overige. De beslissing van het hof benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs in strafzaken, vooral in zaken die betrekking hebben op ernstige beschuldigingen zoals mensenhandel.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000855-16
datum uitspraak: 12 juli 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 februari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-730071-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1987] ,
[adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van hetgeen hem onder 1 ten aanzien van [N.I.] en [R.I.] met betrekking tot artikel 273f, eerste lid sub 2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) ten laste is gelegd.
De advocaat-generaal heeft zich – onder verwijzing naar de jurisprudentie van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2016:2521) – op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een (impliciet) cumulatieve tenlastelegging, zodat gelet op het feit dat het hoger beroep door de verdachte onbeperkt is ingesteld ook het onder 1 met betrekking tot artikel 273f, eerste lid sub 2 Sr tenlastegelegde in hoger beroep weer aan de orde is.
Ingevolge het door de advocaat-generaal aangehaalde arrest is de uitleg van een op artikel 273f Sr toegesneden tenlastelegging voorbehouden aan de feitenrechter. Anders dan de advocaat-generaal heeft betoogd valt uit bedoeld arrest niet af te leiden dat een tenlastelegging die is toegesneden op de verschillende delictsomschrijvingen van artikel 273f, eerste lid Sr niet kan worden uitgelegd als een (impliciet) cumulatieve/alternatieve tenlastelegging.
Het hof begrijpt de onderhavige tenlastelegging aldus dat daarin onder 1 – blijkens de tekst van de tenlastelegging en de vermelding daarbij van de toepasselijke wettelijke voorschriften toegesneden op de verschillende delictsomschrijvingen, te weten sub 2, sub 5 en sub 8, van artikel 273f, eerste lid Sr – aan de verdachte meerdere strafbare feiten (impliciet) cumulatief/alternatief zijn tenlastegelegd, waarop artikel 404, vijfde lid van het Wetboek van Strafvordering van toepassing is.
Het feit dat een algemene vermelding van tijd, plaats, deelneming (medeplegen) en geboortedatum van de persoon ten aanzien van wie de feiten zouden zijn begaan, is opgenomen aan het begin van de beschrijving van het eerste (impliciet) cumulatief/alternatief tenlastegelegde feit, en niet expliciet is
weergegeven in de beschrijving van de daarop volgende (impliciet) cumulatief/alternatief tenlastegelegde feiten maakt dit niet anders, nu het hof begrijpt dat de opsteller van de tenlastelegging heeft beoogd (veel) herhalingen te voorkomen teneinde de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan zo duidelijk mogelijk kenbaar te maken. Het hof begrijpt voornoemde vermelding aldus dat deze ziet op alle onder 1 (impliciet) cumulatief/alternatief tenlastegelegde feiten. Ook de omstandigheid dat de feitelijke beschrijving van de verweten gedragingen ten aanzien van de verschillende onderdelen (sub 2, sub 5 en sub 8 van artikel 273f, eerste lid Sr) slechts eenmaal, te weten na het onder 1 als laatste (impliciet) cumulatief/alternatief tenlastegelegde, ingeleid door de bewoordingen “immers heeft hij verdachte ….” is opgenomen, moet mede gelet op de aard en inhoud van de daar vermelde gedragingen in dat licht worden bezien en moet derhalve geacht worden betrekking te hebben op alle onder 1 (impliciet) cumulatief/alternatief tenlastegelegde feiten.
Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak van het onder 1 met betrekking tot artikel 273f, eerste lid sub 2 Sr ten aanzien van [N.I.] en [R.I.] tenlastegelegde. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid Sv staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open.
Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven beslissingen tot vrijspraak.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten nadere omschrijving is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2014 tot en met 20 november 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, en/of in Bulgarije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander of anderen, te weten [N.I.] (geboren op 15 december 1996) en/of [R.I.] (geboren op 1 april 1998)
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [N.I.] en/of die [R.I.] , terwijl die [N.I.] en/of die [R.I.] de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt, (artikel 273f lid 1 sub 2)
en/of
die [N.I.] en/of die [R.I.] ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [N.I.] en/of die [R.I.] enige andere handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [N.I.] en/of die [R.I.] zich daardoor beschikbaar stelde(n) tot het verrichten van die (seksuele) handelingen, terwijl die [N.I.] en/of die [R.I.] de leeftijd van achttien jaren nog niet had(en) bereikt, (artikel 273f lid 1 sub 5)
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die [N.I.] en/of die [R.I.] met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [N.I.] en/of die [R.I.] de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt, (art. 273 lid 1 sub 8 Sr)
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) en/of redelijkerwijs kon(den) weten dat die [N.I.] en/of die [R.I.] in Bulgarije geen of weinig inkomsten hadden en/of in Nederland geen familie en/of andere personen had(den) om op terug te vallen en/of die [N.I.] en/of die [R.I.] de Nederlandse en/of Engelse taal niet machtig was/waren en/of de weg niet kende(n) in Nederland en of dat die [R.I.] een kind had in Bulgarije)
- het vervoer van die [N.I.] en/of die [R.I.] vanuit Bulgarije naar Nederland geregeld en/of
- die [N.I.] en/of die [R.I.] in een woning (onder meer op [adres] te Amsterdam) gehuisvest en/of
- ( meermalen) de identiteitskaart(en) van die [N.I.] en/of die [R.I.] onder zich gehouden en/of
- ( pornografische) foto’s van die [N.I.] en/of die [R.I.] gemaakt en/of laten maken en/of (vervolgens) die foto’s op een of meer sekssites, te weten (o.a.) op www.kinky.nl, in elk geval op een of meer sekssites op het internet geplaatst en/of laten plaatsen en/of het profiel van die [N.I.] en/of die [R.I.] op die een of meer sekssites beheerd en/of laten beheren en/of
- die [N.I.] en/of [R.I.] (meermalen) met zijn, verdachtes, auto, en/of met de auto van zijn mededader naar haar/hun prostitutieklanten gereden en/of gebracht en/of dicht bij de locatie verbleven waar die [N.I.] en/of die [R.I.] haar/hun seksklanten ontving(en) en/of na haar/hun werkzaamheden weer opgehaald en/of
- die [N.I.] en/of [R.I.] naar een of meer hotel(s) gereden, alwaar die [N.I.] en/of [R.I.] een afspraak had(den) voor het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en/of
- ( meermalen) die [N.I.] en/of die [R.I.] een deel van haar/hun verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) af laten staan en/of een deel van de verdiensten van die [N.I.] en/of die [R.I.] ontvangen (teneinde daarmee onder meer benzine en/of eten te kopen)
(artikel 273f lid 1 sub 8);
feit 2
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2014 tot en met 20 november 2014 te Amsterdam, althans in Nederland, en/of in Bulgarije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, in genoemde periode bij wijze van gewoonte, een of meer (contante) geldbedragen, te weten (telkens) (een groot deel van) de verdiensten uit de
door [N.I.] en/of [R.I.] verrichte prostitutiewerkzaamheden verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, en/of daarvan gebruik gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat die een of meer geldbedragen onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit misdrijf/misdrijven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank Amsterdam.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de beslissingen van de rechtbank met betrekking tot het beslag bevestigt.

Overwegingen tot vrijspraak

Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak bepleit voor hetgeen onder 1 ten aanzien van
[N.I.]aan de verdachte ten laste is gelegd. De betrokkenheid van de verdachte in dit dossier is slechts gebaseerd op één bewijsmiddel, te weten de bij de politie afgelegde verklaring van [N.I.] , terwijl is gebleken dat [N.I.] in die verklaring liegt. Daarna heeft zij verklaringen afgelegd bij de rechter-commissaris en de raadsheer-commissaris, waarbij in beide gevallen een proces-verbaal van meineed is of zal worden opgemaakt. De raadsvrouw heeft dan ook bewijsuitsluiting bepleit van alle verklaringen van [N.I.] . Overigens blijkt uit de stukken niet meer dan dat [N.I.] en anderen wel eens in de auto bij de verdachte hebben gezeten, meestal om uit te gaan, en dat de verdachte dan geld kreeg voor de benzine. Daarmee kan niet worden gezegd dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken. Van voordeel was immers geen sprake. De verdachte moet ook worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde. Ook dit feit is gebaseerd op de verklaring van [N.I.] , waaruit hoogstens kan worden opgemaakt dat de verdachte € 300,00 heeft ontvangen. Echter niet kan worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap had dat het hier om crimineel geld ging.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich onder verwijzing naar de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen op het standpunt gesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 tenlastegelegde, met betrekking tot [R.I.] en [N.I.] . De rol van de verdachte lag in de sfeer van het daadwerkelijk vervoeren alsmede zijn wetenschap dat [R.I.] en [N.I.] in de prostitutie werkzaam waren. Belangrijk in dit verband is het ‘escort’-gesprek tussen de verdachte en [medeverdachte N.D.] op 20 november 2014 en het feit dat de verdachte voor zijn werkzaamheden meer geld heeft ontvangen dan alleen benzinegeld. Daarbij was de rol van de verdachte onmisbaar in het gehele feitencomplex.
Het hof overweegt als volgt.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Zoals hiervoor met betrekking tot de ontvankelijkheid van het hoger beroep is overwogen, is de verdachte in eerste aanleg vrijgesproken ten aanzien van het onderdeel van de tenlastelegging dat zag op het in artikel 273f, eerste lid sub 2 Sr tenlastegelegde werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en opnemen van de nog minderjarige [R.I.] en/of [N.I.] met het oogmerk van uitbuiting.
Gelet op de wijze van ten laste leggen volgt daaruit dat de feitelijk verweten gedragingen die zien op het onder 1 als eerste (impliciet) cumulatief/alternatief tenlastegelegde (toegesneden op sub 2 van artikel 273f, eerste lid Sr), te weten het (onder verschillende gedachtestreepjes omschreven) vervoeren van [R.I.] en/of [N.I.] en het huisvesten van die [R.I.] en/of [N.I.] thans niet meer aan de orde zijn.
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat voor de resterende onderdelen, toegesneden op artikel 273f, eerste lid sub 5 en sub 8 Sr, inhoudende kort gezegd, gedragingen die erop gericht zijn, al dan niet tezamen met anderen, die minderjarige [R.I.] en/of [N.I.] ertoe te brengen zich voor prostitutie beschikbaar te stellen en daaruit voordeel te trekken, onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is.
Zoals de raadsvrouw terecht heeft aangevoerd kan op grond van de bewijsmiddelen in het dossier niet worden vastgesteld dat de verdachte enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of moest vermoeden dat [R.I.] en/of [N.I.] zich daardoor beschikbaar zouden stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met derden. Gelet op de in de tenlastelegging genoemde feitelijkheden en rekening houdend met hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen, zouden die feitelijkheden moeten bestaan uit:
  • het onder zich houden van de identiteitskaart(en) van [R.I.] en/of [N.I.]
  • het (laten) maken van (pornografische) foto’s van die [R.I.] en/of [N.I.] en het plaatsen van die foto’s op een of meer sekssites, zoals
Uit de stukken in het dossier blijkt niet dat de verdachte betrokken was bij de genoemde handelingen,
dan wel dat hij daarbij dusdanig nauw en bewust met een of meer anderen heeft samengewerkt dat hij als medepleger moet worden aangemerkt. [R.I.] noch [N.I.] hebben in die zin omtrent de verdachte verklaard en ook overigens ontbeert het dossier daarvoor aanknopingspunten.
Ook voor het verwijt dat de verdachte al dan niet tezamen met een ander of anderen voordeel zou hebben getrokken uit de prostitutie van [R.I.] en/of [N.I.] in die zin, dat hij al dan niet samen met die ander of anderen [R.I.] en/of [N.I.] de verdiensten van hun prostitutiewerkzaamheden zou hebben laten afstaan en/of hun verdiensten zou hebben ontvangen teneinde daarmee benzine en/of eten te kopen, zoals ten laste is gelegd onder 1 laatste (impliciet) cumulatief/alternatief (toegesneden op artikel 273f, eerste lid sub 8 Sr), biedt het dossier geen steun.
Voor een bewezenverklaring op dit onderdeel moet kunnen worden vastgesteld dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft willen trekken uit de prostitutiewerkzaamheden van [R.I.] en/of [N.I.] . In het onderhavige geval kan uit de stukken in het dossier niet worden afgeleid dat de verdachte wetenschap had van de door hen verrichte prostitutiewerkzaamheden. Weliswaar bevindt zich in het dossier een uitwerking van een op 20 november 2014 tussen [medeverdachte N.D.] en de verdachte gevoerd telefoongesprek, waarin [medeverdachte N.D.] tegen de verdachte zegt: “Jullie moeten ons brengen voor escort”, echter ondubbelzinnig bewijs voor verdachtes wetenschap levert dit niet op. Het hof betrekt bij zijn oordeel dat [medeverdachte N.D.] degene is die het woord ‘escort’ bezigt en dat de verdachte, die overigens pas kort in Nederland was, die wetenschap heeft ontkend, terwijl in het dossier geen aanknopingspunten voor het tegendeel kunnen worden gevonden.
Voorgaande overwegingen leiden het hof tot het oordeel dat de verdachte bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs van het onder 1 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Het hof acht zoals hiervoor overwogen, niet bewezen dat de verdachte wetenschap had van het feit dat de minderjarige [R.I.] en [N.I.] prostitutiewerkzaamheden verrichtten. In het verlengde daarvan kan evenmin worden vastgesteld dat de verdachte wist dat de gelden die hij van hen ontving ter vergoeding van de gebruikte benzine van misdrijf afkomstig waren, zodat de verdachte ook hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissingen tot vrijspraak ter zake van:
- het onder 1 als eerste (impliciet) cumulatief/alternatief tenlastegelegde ten aanzien van [N.I.] en [R.I.] tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een kentekenbewijs, Bulgaarse tenaamstelling (4872477)
- een zwart horloge Fashion (4914769)
- een computer DIFRENCE (4876309)
- een cd-rom (4914842)
- administratie (4914771).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een zwarte navigator, Garmin (4874328)
- een witte navigator, Tomtom (4876278)
- een grijze zaktelefoon Nokia 1208 (4876312)
- een zaktelefoon Samsung (4876727)
- een zwarte zaktelefoon Samsung Wave 3 (4876320)
- een witte Samsung (4874322)
- een simkaart van zaktelefoon Lycamobile (4914775)
- een simkaart van zaktelefoon Lycamobile (4914776)
- een simkaart van zaktelefoon Vectone (4914778)
- een witte zaktelefoon LG (4874399).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S.M.M. Bordenga, mr. H.S.G. Verhoeff en mr. S.J. Riem, in tegenwoordigheid van mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 juli 2018.