Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant 1] ,
2.[appellant 2] ,
3.de rechtspersoon naar vreemd recht CADENZA MANAGEMENT LIMITED,
1.[appellant 1] ,
2.[appellant 2] ,
1.de gezamenlijke erven van [appellant 3] ,
2.[appellant 4] ,
1.FAIRSTAR HEAVY TRANSPORT N.V.,
2.DOCKWISE WHITE MARLIN B.V.,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
- een akte door [appellanten 1 + 2] in de zaken met zaaknummer 200.186.069/01 en 200.186.100/01;
- een akte door [appellanten 3 + 4] in de zaak met zaaknummer 200.186/113/01;
- een akte door Dockwise c.s. in alle drie de zaken.
2.De verdere beoordeling
Meavita-arrest (ECLI:NL:HR:2016:2607) betekent dat het vonnis eerst na het defungeren van mr. Vink is gewezen. Het hof heeft daarin aanleiding gezien om prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen en heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten, van welke gelegenheid partijen gebruik hebben gemaakt. Bij tussenarrest van 10 oktober 2017 heeft het hof prejudiciële vragen gesteld en iedere verdere beslissing aangehouden totdat een afschrift van de prejudiciële beslissing is ontvangen. De door de HR beantwoorde prejudiciële vragen en de daarop door de Hoge Raad gegeven antwoorden luiden als volgt:
Meavita-arrest gegeven uitleg dat het vonnis van 30 september 2015 is gewezen na het defungeren van mr. Vink als senior rechter bij de rechtbank Amsterdam. Na zijn defungeren hebben immers wijzigingen in de tekst plaatsgevonden die niet kunnen worden aangemerkt als herstel van een of meer kennelijke fouten als bedoeld in art. 31 Rv, althans - voor zover dat wel het geval mocht zijn - waarvan aan de voet van het vonnis geen melding is gedaan. Nu het vonnis dus pas na het defungeren van mr. Vink is gewezen, is dit nietig op grond van het bepaalde in artikel 5 lid 2 RO. Dit brengt mee dat de zaak moet worden teruggewezen naar de rechtbank opdat zij haar taak (het wijzen van een eindvonnis) kan voltooien. De preliminaire grieven in de drie zaken zijn derhalve gegrond.